ECLI:NL:RBDHA:2020:15230
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en traditionele huwelijksband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij traditioneel is gehuwd met een vrouw en dat dit een reden zou moeten zijn om zijn aanvraag in Nederland te behandelen.
Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een gezinsband volgens de definitie van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn partner gezamenlijk uit Italië naar Nederland zijn gereisd en dat zij als echtgenoten worden erkend, maar dat dit niet voldoende is om de behandeling van de asielaanvraag in Nederland te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat de gestelde gezinsband niet als een bijzondere individuele omstandigheid kan worden aangemerkt die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.