ECLI:NL:RBDHA:2020:15153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
NL20.13554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft overwogen dat eiser zijn aanvraag op 20 november 2019 had ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet (Vw) binnen zes maanden, dus uiterlijk op 20 mei 2020, had moeten beslissen. Echter, verweerder stelde dat de beslistermijn was verlengd met zes maanden op basis van WBV 2020/12, waardoor de termijn pas op 20 november 2020 verstrijkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een ingebrekestelling had ingediend, maar dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet (Vw) in overweging genomen en geconcludeerd dat de ingebrekestelling niet geldig was. Hierdoor was het beroep van eiser niet-ontvankelijk, aangezien de termijn waarbinnen verweerder moest beslissen nog niet voorbij was.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en heeft bepaald dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13554
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Issa), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: Y.W.M. Schrijver).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een
‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 20 november 2019. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 42, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser stelt dat verweerder dus uiterlijk op 20 mei 2020 had moeten beslissen.
4. Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat de ingebrekestelling van eiser prematuur is ingediend en niet geldig is. Volgens verweerder is de beslistermijn op grond van
WBV 2020/12 (gepubliceerd op 20 mei 2020) verlengd met zes maanden en verstrijkt de termijn daardoor pas op 20 november 2020. Het beroep van eiser is daarom volgens verweerder kennelijk niet-ontvankelijk.
5. De rechtbank overweegt dat met de inwerkingtreding van WBV 2020/12 verweerder gebruik heeft maakt van de in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw neergelegde bevoegdheid om de beslistermijn als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vw met zes maanden te verlengen. Dat betekent dat van alle aanvragen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarvan de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken op de datum van inwerkingtreding van WBV 2020/12, de wettelijke beslistermijn met zes maanden wordt verlengd. De rechtbank sluit zich in dit verband aan bij het oordeel van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 14 september 20201.
6. De aanvraag van eiser dateert van 20 november 2019. Met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw zou de oorspronkelijke beslistermijn op 20 mei 2020 verstreken zijn. Door de verlenging met zes maanden is de beslistermijn echter opgeschort tot
20 november 2020. De rechtbank oordeelt dat, gelet op het voorgaande, verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en dat eiser te vroeg in beroep is gegaan. De termijn waarbinnen verweerder moest beslissen was namelijk nog niet voorbij toen eiser het beroep indiende.
7. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken en openbaar bekendgemaakt op:
28 oktober 2020

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.