ECLI:NL:RBDHA:2020:8925
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging beslistermijn asielaanvraag in het kader van COVID-19 en WBV 2020/12
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de beslistermijn voor asielaanvragen in het kader van de COVID-19 pandemie. Eiseres, een asielzoekster, had op 20 november 2019 een asielaanvraag ingediend en stelde dat de beslistermijn niet rechtmatig was verlengd op grond van WBV 2020/12. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, op juiste wijze was verlengd door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Richtsnoeren Asiel en Migratie van de Europese Commissie, waarin werd gesteld dat de beslistermijn kan worden verlengd in uitzonderlijke situaties, zoals een pandemie.
Eiseres had op 29 juni 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep prematuur was, aangezien de beslistermijn nog liep. De rechtbank concludeerde dat de situatie van de COVID-19 pandemie niet was voorzien door de wetgever, maar dat deze wel degelijk invloed had op de afhandeling van asielaanvragen. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat de noodsituatie vergelijkbaar was met de situatie waarin een groot aantal asielzoekers tegelijk een aanvraag indient, wat een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter M.M.L.A.T. Doll, in aanwezigheid van griffier E.D. Dalman, en werd openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.