Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die stelt de Amerikaanse nationaliteit te bezitten, heeft tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 3 november 2020, hield in dat eiser in bewaring werd gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding.
Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de bewaring en voerde aan dat zijn beroep niet tijdig was behandeld, wat in strijd zou zijn met artikel 5, vierde lid, van het EVRM. De rechtbank oordeelde echter dat de zitting tijdig had plaatsgevonden, aangezien deze op de dertiende dag na indiening van het beroepschrift was gehouden.
Eiser voerde verder aan dat er lichter middelen beschikbaar waren dan bewaring, zoals een meldplicht of het dragen van een elektronische enkelband, omdat hij mantelzorger is voor zijn ernstig zieke partner. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom bewaring noodzakelijk was en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende waren om een lichter middel toe te passen. De rechtbank concludeerde dat de bewaringsgronden voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 november 2020.