ECLI:NL:RBDHA:2020:14949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
NL20.18855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vreemdelingenwet 2000, betwisting zicht op overdracht en lichter middel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse vrouw, eiseres, op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 26 oktober 2020 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een concreet aanknopingspunt zou zijn voor een overdracht naar Italië op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 9 november 2020, waar eiseres telefonisch werd gehoord, heeft zij betoogd dat er geen voldoende grond was voor de bewaring en dat er geen zicht op overdracht bestond, mede door de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was. Eiseres had zich eerder aan het toezicht onttrokken en er waren concrete aanwijzingen dat de Dublinverordening op haar van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring, zoals de onjuiste gegevens over haar identiteit en de eerdere onttrekking aan het toezicht, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiseres' argument dat er geen zicht op overdracht was, werd verworpen, omdat er al een overdracht naar Italië gepland was, die vanwege haar quarantaine moest worden geannuleerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de belangen van eiseres voldoende had meegewogen en dat er geen aanleiding was voor een lichter middel. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18855
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.N. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. P.E.J.M. Bartels, als waarnemer van haar gemachtigde. De rechtbank heeft eiseres telefonisch gehoord. In verband met de quarantaine van eiseres vanwege haar besmetting met het coronavirus was het niet mogelijk om haar via een telehoor-verbinding te horen. Als tolk is verschenen A.O. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat ze is geboren op [1997] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
3l. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, haar op haar initiatief een termijn is gesteld om uit eigen beweging te vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek, en zij niet uit eigen beweging binnen deze termijn is vertrokken;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij op de grondslag van artikel 59a van de Vw in bewaring is gesteld. Volgens eiseres was er namelijk geen concreet aanknopingspunt voor de overdracht in het kader van de Dublinverordening. Het claimakkoord met Italië dateert van 25 september 2019, maar daarna is eiseres ondergedoken. De overdrachtstermijn van zes maanden kan volgens artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening verlengd worden op basis van dit gegeven, maar dat hoeft niet. Eiseres stelt daarom dat het niet zeker is dat Italië akkoord zal gaan met de overdracht.
4. De rechtbank volgt eiseres niet dat er geen concreet aanknopingspunt was voor een overdacht in het kader van de Dublinverordening. Uit de maatregel van bewaring blijkt dat er concrete aanwijzingen waren dat de Dublinverordening op eiseres van toepassing was. Bovendien heeft verweerder tijdig bij de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat de overdrachtstermijn is verlengd, omdat eiseres zich aan het toezicht had onttrokken. De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat ze hier niet mee instemmen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder eiseres op grond van artikel 59a van de Vw in bewaring mocht stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert verder aan dat de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd de maatregel niet kunnen dragen. Ten aanzien van de zware grond 3b voert ze aan dat, hoewel ze voor een periode van drie weken uit het asielzoekerscentrum (AZC) is vertrokken, de periode te kort is om te zeggen dat ze zich aan het toezicht heeft onttrokken. Bovendien heeft ze zich na drie weken weer gemeld met het risico dat ze zou worden overgedragen aan Italië. Ten aanzien van de zware grond 3e betwist eiseres de feitelijke juistheid, omdat niet duidelijk uit het dossier blijkt dat ze onjuiste gegevens heeft gebruikt. Eiseres voert aan dat het Rode Kruis in Italië verantwoordelijk is voor het onjuist noteren van haar naam.
6. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. Ten aanzien van de zware grond 3b overweegt de
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
rechtbank dat verweerder in de maatregel van bewaring heeft gemotiveerd dat eiseres op de avond voor haar overdracht naar Italië op 10 januari 2020 met onbekende bestemming is vertrokken uit het AZC. Op 1 februari 2020 heeft zij zich weer gemeld bij het AZC. Hieruit volgt dat eiseres zich een periode van drie weken aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. De rechtbank volgt eiseres niet dat deze periode te kort is om deze grond aan haar tegen te kunnen werpen. Ook dat zij zich na deze periode zelf weer heeft gemeld maakt het voorgaande niet anders. Ten aanzien van de zware grond 3e overweegt de rechtbank dat verweerder in de maatregel van bewaring heeft gemotiveerd dat eiseres verschillende personalia op heeft gegeven in Italië en Nederland. De aliassen die eiseres heeft opgegeven staan in de maatregel benoemd. Verder heeft eiseres geen identiteitsdocumenten en ze heeft geen poging gedaan om aan identiteitsdocumenten te komen. Dat het Rode Kruis in Italië verantwoordelijk zou zijn voor foute gegevens heeft eiseres verder niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht de zware gronden onder 3b en 3e aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd.
7. De zware gronden onder 3b en 3e – en de daarbij gegeven motivering – kunnen, in onderlinge samenhang bezien, de maatregel van bewaring dragen. Wat eiseres over de overige gronden heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat er geen duidelijk zicht op overdracht bestaat door de gevolgen van het coronavirus. De bewaring mag bij Dublinclaimanten maximaal zes weken duren .
9. De rechtbank is van oordeel dat het zicht op overdracht niet ontbreekt. Op 5 november 2020 was er al een overdracht naar Italië gepland, maar deze moest vanwege de quarantaine van eiseres geannuleerd worden. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de overdracht niet binnen de termijn van zes weken vanaf het moment dat het beroep geen opschortende werking meer heeft, uitgevoerd zal kunnen worden. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Zij heeft zich namelijk maar een keer niet aan haar meldplicht gehouden en zich aan het toezicht onttrokken. Sindsdien heeft ze echter duidelijk laten zien dat ze haar gedrag heeft veranderd. Ook ter zitting heeft eiseres nog laten weten dat ze zal meewerken aan de overdracht als het moet.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder mag bij de keuze voor inbewaringstelling in plaats van een lichter middel niet volstaan met verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel van bewaring specifiek motiveren waarom de bewaring noodzakelijk wordt geacht. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de maatregel van bewaring de belangen van eiseres voldoende meegewogen en voldoende gemotiveerd waarom de bewaring noodzakelijk wordt geacht. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat eiseres haar gedrag heeft veranderd. De enkele mededeling
3 Zie onder meer de uitspraken van de ABRvS van 23 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:674, en van 10 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1309 en het arrest Mahdi van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
dat ze haar gedrag wil veranderen en mee wil werken is onvoldoende onderbouwing van deze gedragsverandering. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belang van verweerder zwaarder mag wegen dan het belang van eiseres en dat verweerder daarom geen lichter middel toe had hoeven passen. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.A. Schuman T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.