Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Libische asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 30 september 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 12 oktober 2020 de zitting gehouden, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde mr. C.H.H.P.M. Kelderman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, met name omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de mogelijkheid om bij een kennis te verblijven en zijn medewerking aan de procedures, gewogen, maar heeft geconcludeerd dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft ook de omstandigheden rondom de coronapandemie in overweging genomen, maar oordeelde dat de zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.