ECLI:NL:RBDHA:2020:14855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
NL20.18667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en risico op eergerelateerd geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Erik, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, heeft de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft eiseres, via een telefoonverbinding, haar standpunten toegelicht. Eiseres heeft betoogd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat dit zou moeten leiden tot de conclusie dat overdracht naar Spanje ontoelaatbaar is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het aan eiseres is om aan te tonen dat dit in haar geval niet mogelijk is. Eiseres is hierin niet geslaagd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten over het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de opvang. Eiseres heeft ook een risico op eergerelateerd geweld aangevoerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder dit risico speculatief heeft genoemd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Spaanse autoriteiten haar niet kunnen beschermen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geoordeeld dat verweerder alle omstandigheden in samenhang heeft meegewogen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18667
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Erik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.18668, plaatsgevonden op 17 november 2020. Eiseres is verschenen via een telefoonverbinding, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Cetinkaya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de concrete aanwijzingen die eiseres heeft aangevoerd waaruit blijkt dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt, niet zouden maken dat in haar geval wordt aangenomen dat overdracht naar Spanje ontoelaatbaar is. Uit het AIDA-rapport van april 2020 volgt dat Dublinterugkeerders niet kunnen rekenen op opvang. Uit pagina 69 blijkt zelfs dat in geval van gezinnen en zwangere vrouwen de autoriteiten geen toegang hebben verleend tot de opvanglocaties. Het niet krijgen van opvang zal voor eiseres direct het risico
met zich meebrengen dat zij slachtoffer wordt van eerwraak. Ze is namelijk buiten een huwelijk om zwanger geworden en in Spanje wonen dorpsgenoten van haar. Eiseres heeft dan ook geen mogelijkheden om een procedure aanhangig te maken en die af te wachten. Eiseres voert verder aan dat er niet vanuit kan worden gegaan dat de Spaanse autoriteiten in staat zullen zijn om haar als slachtoffer van eergerelateerd geweld te erkennen en te beschermen. Eiseres wijst ter onderbouwing op pagina 45 van het AIDA-rapport waaruit volgt dat de Spaanse autoriteiten niet de middelen hebben om bijvoorbeeld in geval van slachtoffers van mensensmokkel het slachtofferschap te erkennen. Verweerder heeft de stellingen van eiseres niet voldoende deugdelijk weerlegd door alleen te verwijzen naar het claimakkoord. Eiseres voert verder aan dat verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van haar beroep op artikel 17 van de Dublinverordening ten onrechte niet op de door haar naar voren gebrachte omstandigheden in samenhang heeft beslist. Deze motivering is dan ook ondeugdelijk.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder ten opzichte van Spanje in zijn algemeenheid uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om aan te tonen dat dit in haar geval niet mogelijk is. Eiseres is hier niet in geslaagd.
4. De rechtbank leidt uit het AIDA-rapport van april 2020 af dat er in 2018 gevallen zijn gemeld van Dublinterugkeerders die werden uitgesloten van opvang en voorzieningen, maar wijst er ook op dat het AIDA-rapport vermeldt dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia in 2019 heeft geoordeeld dat alle terugkeerders in het kader van de Dublinverordening tot de opvang toegelaten moeten worden. Dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid dat Dublinclaimanten toegang tot de opvang moeten krijgen (pagina’s 46 en 74 van het AIDA-rapport). Hieruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten over het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en voorzieningen en dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. Uit AIDA-rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiseres als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Daarbij hebben de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord toegezegd dat zij hun internationale verplichtingen na zullen leven en dus ook voor opvang voor eiseres en haar kind zullen zorgen.
5. Ten aanzien van wat eiseres heeft aangevoerd over een risico op eergerelateerd geweld overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft op de zitting gesteld dat dit risico op eergerelateerd geweld speculatief is. De rechtbank zal dit punt van verweerder echter buiten beschouwing laten, omdat verweerder dit niet al in het bestreden besluit heeft benoemd. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft gemotiveerd dat eiseres bij de Spaanse autoriteiten bescherming kan zoeken tegen de mensen voor wie zij vreest. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten haar niet willen of kunnen beschermen. Ten aanzien van de parallellen die eiseres heeft getrokken met het optreden van de Spaanse autoriteiten in gevallen van slachtoffers van mensenhandel, stelt verweerder terecht dat dit niet ziet op een gelijke situatie. Uit het AIDA-rapport blijkt dat er moeilijkheden zijn met het identificeren van slachtoffers van mensenhandel. Hieruit volgt echter niet dat de Spaanse autoriteiten haar vrees voor eergerelateerd geweld niet zouden erkennen en evenmin dat zij eiseres niet zouden kunnen beschermen tegen eergerelateerd geweld.
6. De rechtbank overweegt dat de door eiseres genoemde omstandigheid dat de overdracht op dit moment, ten gevolge van (de maatregelen die zijn getroffen vanwege) het coronavirus, niet kan worden uitgevoerd een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Dit maakt de vaststelling van Spanje als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig. Het staat er niet aan in de weg dat, als het overdrachtsbeletsel is opgeheven, eiseres in beginsel alsnog kan worden overgedragen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 april 2020 en 30 oktober 2020.
7. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder alle door eiseres genoemde omstandigheden in samenhang met elkaar heeft meegewogen in het bestreden besluit. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd dat verweerder het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder tot de conclusie komen dat de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd niet zo bijzonder of individueel zijn dat verweerder het asielverzoek aan zich had dienen te trekken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
19 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.J. Catsburg T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.