ECLI:NL:RBDHA:2020:14681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
NL20.2814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vrouw op grond van ongeloofwaardige verklaringen over afvalligheid van de islam en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw. De eiseres, die de Iraanse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de verklaringen van eiseres over haar afvalligheid van de islam en haar bekering tot het christendom als ongeloofwaardig beschouwde. Eiseres heeft in haar asielaanvraag gesteld dat zij door haar vader, een strenge moslim, werd mishandeld en dat zij zich om deze reden heeft afgekeerd van de islam. Na haar scheiding in 2010 heeft zij in contact gestaan met christenen en is zij in 2017 begonnen met het bezoeken van huiskerken.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de Staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft opgemerkt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims over mishandeling en dat haar verklaringen over haar bekering tot het christendom niet overtuigend waren. De rechtbank heeft ook de context van de situatie in Iran in overweging genomen, waar afvalligheid van de islam en bekering tot een andere religie ernstige gevolgen kan hebben. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.2814
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S.M. Razaghi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [1989] . Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. De vader van eiseres is een agressieve, extreme en strenge moslim en eiseres moest zich van hem houden aan strikte islamitische voorschriften. Ook heeft de vader van eiseres haar in 2007/2008 uitgehuwelijkt. Eiseres werd mishandeld door haar echtgenoot. In 2010 is eiseres van hem gescheiden.
Om deze redenen heeft eiseres zich afgekeerd van de islam. In de periode van 2011 tot en met 2017 leefde eiseres zonder religie. In 2017 leerde zij haar collega [A] en zijn zus [B] kennen. Via [B] kwam eiseres in aanraking met het christendom. In de zomer van 2017 heeft [A] eiseres meegenomen naar een huiskerk. Sindsdien ging eiseres ongeveer één keer per maand naar een huiskerk. In mei 2018 had eiseres een bijzondere ervaring in Iran tijdens een huiskerkdienst. Tijdens een familiebezoek in juli 2018 in Nederland heeft eiseres van haar moeder gehoord dat er in haar ouderlijk huis twee invallen
hebben plaatsgevonden, waarbij haar vader is meegenomen voor verhoor. Hierop heeft eiseres asiel aangevraagd in Nederland.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres;
  • de afvalligheid van de islam;
  • de bekering tot het christendom;
  • de invallen vanwege de bekering.
3. Verweerder vindt de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De overige elementen vindt verweerder niet geloofwaardig.
4. Eiseres betwist de standpunten van verweerder. De rechtbank toetst hierna de diverse aspecten van het bestreden besluit.

Over de gestelde afvalligheid van de islam

5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de omstandigheid dat eiseres zich nooit moslim heeft gevoeld, onverlet laat dat van haar mag worden verwacht dat zij inzichtelijk maakt waarom zij afstand heeft genomen van de islam. In dit verband is van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft geoordeeld dat de vreemdeling in die zaak ontoereikende verklaringen heeft afgelegd over zijn motieven om zich af te wenden van de islam en zijn keuze voor het christendom, en dat dit te meer klemt nu hij afkomstig is uit Iran, waar afvalligheid van de islam en bekering tot een andere dan de in dat land gangbare geloofsovertuiging strafbaar en maatschappelijk onacceptabel is en verstrekkende gevolgen kan hebben.1
6. Verweerder heeft niet ten onrechte aangevoerd dat het beeld dat eiseres van haar vader heeft geschetst als agressieve, extreme en strenge moslim, niet overeenkomt met de vrijheden die eiseres genoot, met de omstandigheid dat zij is gescheiden, en evenmin met het beeld dat door [C] , de zus van eiseres, is geschetst van hun vader.
6.1.
Voor wat betreft de vrijheden heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat eiseres kon studeren en werken. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat het zijn van bodybuildster in Iran niet algemeen geaccepteerd is. Dat eiseres in tegenstelling tot de bodybuildster in het door verweerder genoemde artikel niet beroemd is, laat onverlet dat het zijn van bodybuildster in Iran blijkens het artikel niet algemeen geaccepteerd is.
6.2.
Voor wat betreft de omstandigheid dat eiseres is gescheiden heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat een gescheiden vrouw in Iran blijkens algemene informatie een schande is voor een religieuze familie. Ook eiseres zelf heeft verklaard dat haar vader heeft gezegd dat echtscheiding een schande en een grote zonde is. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat het door eiseres geschetste beeld van een streng religieuze en agressieve vader die geen scheiding zou toelaten niet past in de omstandigheid dat zij nu wel is gescheiden van haar toenmalige echtgenoot.
1 Uitspraak van de ABRvS van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2370.
6.3.
Voor wat betreft het beeld dat eiseres van haar vader heeft geschetst is van belang dat eiseres heeft verklaard dat haar vader haar sloeg met een riem, dat haar vader agressief was tegenover alle gezinsleden en dat ze allen door hem werden geslagen. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat deze verklaringen niet overeenkomen met de verklaring van haar zus [C] tijdens diens nader gehoor. [C] heeft juist een beeld geschetst van een helpende vader door wie zij werd getroost toen ze verdrietig was. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de aanvullende verklaring van zus [C] van 27 mei 2019, dat ze af en toe wel tikjes kregen van hun vader, niet overeenkomt met de verklaringen van eiseres over de mishandelingen jegens alle leden van het gezin.
6.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet wordt gevolgd in haar verklaring dat haar vader een agressieve en strenge moslim is en dat dit een belangrijke reden was voor eiseres om zich af te keren van de islam. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat de door eiseres genoemde foto’s uit haar kindertijd dit oordeel niet anders maken. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de door eiseres genoemde foto’s van haar kindertijd hadden moeten worden ingenomen, maar dit laat volgens verweerder onverlet dat uit de foto’s niet valt af te leiden dat sprake was van een streng islamitische geloofsbeleving in haar gezin. Zo valt uit de foto’s niet af te leiden dat dit het huis van het gezin is en of dit enkel een momentopname is. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
7. Eiseres heeft verklaard dat haar ex-echtgenoot een streng gelovige man was en dat zij door hem werd mishandeld. De mishandelingen waren aan de orde van de dag. Tijdens een van deze mishandelingen heeft eiseres een gebroken neus opgelopen en tijdens een andere mishandeling is zij van de trap gevallen, waarbij haar tanden zijn afgebroken. Verweerder heeft niet ten onrechte aangevoerd dat van eiseres mocht worden verwacht dat zij de gestelde incidenten met medische documenten uit het ziekenhuis in Iran had onderbouwd. Verweerder heeft eiseres niet hoeven volgen in haar stelling dat het in haar geval niet mogelijk is om medische documenten over de incidenten te krijgen. De enkele verwijzing door eiseres naar algemene informatie over de bewaartermijn van medische gegevens heeft verweerder onvoldoende mogen achten. De door eiseres ter zitting ingenomen stelling dat de incidenten onder het kopje ‘spoedgevallen’ vallen en dat de bewaartermijn van de medische gegevens dus 10 jaar is, is niet onderbouwd. Verweerder heeft het ontbreken van medische gegevens dus mogen meewegen bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eiseres gestelde behandeling door haar ex-echtgenoot en, in het verlengde daarvan, van het standpunt van eiseres dat deze behandeling een van de voornaamste redenen voor haar is geweest om zich af te keren van de islam.
Over de gestelde bekering tot het christendom
8. Verweerder heeft vervolgens aangevoerd dat de gestelde kennismaking met het christendom opmerkelijk is. Eiseres heeft verklaard dat [B] in de zomer van 2017 een christelijk gebed heeft opgezegd. Daarna heeft [B] eiseres verteld over haar bekering en over het christendom. Verweerder heeft aangevoerd dat niet valt in te zien dat [B] een dergelijk risico zou nemen, zeker nu zij niet wist hoe eiseres over het christendom dacht. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder vervolgens niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaringen over het bezoeken van een huiskerk
10.
ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft verklaard dat [A] haar in de zomer van 2017 heeft meegenomen naar een huiskerk. Voordat eiseres de auto instapte, wist zij niet dat zij naar een huiskerk ging. Verweerder heeft deze gang van zaken opmerkelijk mogen vinden omdat het algemeen bekend is dat huiskerken in Iran verboden zijn en [A] een groot risico heeft genomen omdat de locatie en de leden van de huiskerk verraden konden worden.
Eiseres heeft haar stelling dat mensen van te voren niet worden ingelicht over het bezoeken van een huiskerk, niet onderbouwd.
11. Vervolgens heeft verweerder niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiseres tijdens haar nader en aanvullend gehoor oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd
over wat haar aantrok in het christendom en over hoe zij concreet is veranderd door haar bekering. Zo heeft eiseres niet inzichtelijk gemaakt waarom zij door haar gestelde bekering opener, socialer, vrolijker en zorgzamer is geworden en waarom zij deze eigenschappen niet kon ontwikkelen voor haar gestelde bekering.
12. Op basis van wat in de alinea’s 8, 9 en 10 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiseres over haar bekering tot het christendom niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In het door eiseres in beroep overgelegde rapport van Stichting Gave van 10 juli 2020, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat uit het rapport blijkt dat sprake is van passieve elementen van de bekering en dat verweerder daarom meer aandacht had moeten besteden aan de geloofsontwikkeling van eiseres na de passieve bekering. Weliswaar kan een rapport van Stichting Gave dienen ter staving van de gestelde bekering, maar dit laat onverlet dat eiseres zelf overtuigende verklaringen dient af te leggen over de bekering en het proces dat tot de bekering heeft geleid2. Verweerder heeft ter zitting niet ten onrechte aangevoerd dat eiseres niet wordt gevolgd in haar stelling dat sprake is van een passieve bekering, maar dat eiseres actief is meegenomen naar een huiskerkbijeenkomst en deze vervolgens maandelijks bezocht. Daarom mocht van eiseres worden verwacht dat zij tijdens haar nader en aanvullend gehoor overtuigende verklaringen zou afleggen over het proces dat tot de bekering heeft geleid. Gelet op wat in de alinea’s 8, 9 en 10 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres daarin niet is geslaagd.
Over de gestelde problemen als gevolg van de bekering
13. Eiseres heeft verklaard dat zij, toen zij in Nederland was, via haar moeder heeft vernomen dat er twee invallen hebben plaatsgevonden in de woning van haar ouders. Bij een van deze invallen is de computer van eiseres meegenomen, waarop een video stond van [A] die het verlossingsgebed voorleest voor eiseres. Eiseres heeft ook verklaard dat zij kopieën van de Bijbel tussen de boeken in de boekenkast op haar kamer bewaarde. Verweerder heeft niet ten onrechte aangevoerd dat niet aannemelijk is dat eiseres de video en de kopieën van de bijbel op haar kamer bewaarde en daarmee het risico zou nemen dat iemand deze informatie zou vinden. Verweerder heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat het ouderlijk huis al eerder door de autoriteiten was bezocht in verband met de problemen van [C] en eiseres dus uit deze ervaring had kunnen weten dat het bewaren van belastend en gevoelig materiaal in huis negatieve gevolgen kan hebben in Iran. Verder heeft verweerder bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde invallen mogen meewegen dat eiseres niet de data kan noemen waarop de gestelde invallen hebben
2 Uitspraak van de ABRvS van 30 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3515.
plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de gestelde problemen vanwege de bekering niet geloofwaardig worden geacht.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
18 september 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.