ECLI:NL:RBDHA:2020:14631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
NL20.3223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 20 januari 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van eiser worden gewaarborgd, terwijl verweerder voldoende tijd krijgt voor zorgvuldige besluitvorming. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier L.J.N. van der Linden. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Eiser heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.3223
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: S.J.M. Leijtens).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiser. In zijn verweerschrift van 25 februari 2020 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder op 20 januari 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb).
6. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiser wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiser kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiser. Verweerder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat het eerste gehoor van eiser binnen acht weken na verzending van de uitspraak plaatsvindt. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van 2 april 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem1.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser in deze zaak nog niet de kans heeft gehad om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Het is daarom nog niet duidelijk of de aanvraag van eiser in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) of de Verlengde Asielprocedure (VA- procedure) zal worden behandeld.
8. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eisers bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In afwijking van het landelijk beleid van een maximum van € 15.000 wordt het maximum bepaald op € 7.500.2 De rechtbank verlaagt dit maximum om de termijn dat een dwangsom wordt verbeurd te verkorten. Als de dwangsom nog niet volledig is verbeurd, is het voor een vreemdeling immers lastig een nieuw beroep niet tijdig zonder nieuwe feiten en omstandigheden, gehonoreerd te zien.3 Dat betekent dat de vreemdeling, als aan de termijnen niet wordt voldaan en bij een maximum van € 15.000, nog 150 dagen moet wachten voordat alle dwangsommen zijn verbeurd. Deze termijn acht de rechtbank te lang en daarom verkort de rechtbank deze termijn tot 75 dagen. Hiermee komt de rechtbank tegemoet aan het belang van eiser om, wanneer verweerder aan de uitspraak geen gevolg geeft, de zaak zonder nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw aan de rechter voor te kunnen leggen.
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.
3 Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 25 oktober 2019, r.o. 3 (ECLI:NL:RBDHA:2019:11476)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does rechter, in aanwezigheid van L.J.N van der Linden, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
25 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.