In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 20 januari 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van eiser worden gewaarborgd, terwijl verweerder voldoende tijd krijgt voor zorgvuldige besluitvorming. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier L.J.N. van der Linden. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Eiser heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.