In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door P. Ozturk, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 november 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke beslistermijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat het beroep gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Dit is gedaan om zowel het belang van eiser bij een tijdige beslissing als het belang van verweerder bij zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en het beleid omtrent asielaanvragen.
Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 25 augustus 2020, en deze is bekendgemaakt op dezelfde datum.