Overwegingen
1. Eiser is geboren op [1989] en eiseres op [1991] . Samen hebben zij twee minderjarige kinderen: [minderjarige 1] , geboren op [2017] en [minderjarige 2] , geboren op
[2020] . Allen hebben de Afghaanse nationaliteit. De onderhavige aanvraag van eiseres is mede ingediend ten behoeve van [minderjarige 1] . Hoewel namens [minderjarige 2] een aparte aanvraag is ingediend, heeft zij geen eigen asielrelaas. Haar aanvraag is dus volledig afhankelijk van de aanvragen van haar ouders.
2. Eiser en eiseres hebben eerder aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 17 februari 2017 afgewezen. Deze besluiten staan inmiddels vast. Bij deze besluiten heeft verweerder de verklaringen van eiser en eiseres over hun ontmoeting en hun tijdelijke huwelijk, dat zou
zijn gesloten tegen de wil van de familie van eiseres, ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft eiser en eiseres dus niet gevolgd in hun vrees voor eerwraak van de zijde van de familie van eiseres bij terugkeer naar Afghanistan.
4. Op 23 juli 2018 hebben eiser en eiseres de huidige aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hierbij hebben zij nieuwe documenten ingediend, te weten een aangifte/verzoekschrift van de moeder van eiser en een verklaring van een imam. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van
15 oktober 2018 niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze besluiten vernietigd en geoordeeld dat verweerder de gestelde westerse levensstijl van eiseres opnieuw moest onderzoeken en beoordelen.1 Het gevolg van deze uitspraak was dat verweerder opnieuw diende te beslissen op de aanvragen van 23 juli 2018. Dit heeft verweerder op 7 september 2020 gedaan. Dat zijn de bestreden besluiten die nu ter toetsing aan de rechtbank voorliggen.
5. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen van eiser en eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft daaraan onder meer ten grondslag gelegd dat de door eiser en eiseres ingediende documenten niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel dan verwoord in de besluiten van 27 februari 2017. Daarnaast heeft verweerder, kort samengevat, het standpunt ingenomen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij is verwesterd en dat zij daarom niet terug kan keren naar Afghanistan. Tot slot heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de enkele omstandigheid dat eisers Hazara zijn, onvoldoende is om in aanmerking te komen voor de gevraagde verblijfsvergunningen.
6. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij hebben daarvoor verschillende argumenten aangevoerd. De rechtbank toetst hierna de diverse aspecten van de bestreden besluiten aan de hand van de beroepsgronden.
7. Eisers voeren aan dat alles wat zij bij de zienswijze hebben aangevoerd, in beroep als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de bestreden besluiten gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eisers in hun zienswijze hebben aangevoerd. Door in beroep slechts aan te voeren dat hun zienswijze als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, hebben eisers nagelaten om inhoudelijk in te gaan op de motivering van de bestreden besluiten. Eisers hebben hun beroepsgronden in zoverre niet nader toegelicht, zodat deze beroepsgronden geen doel kunnen treffen.
Over de door eiser en eiseres ingediende documenten ter onderbouwing van hun gestelde tijdelijke huwelijk
9. Eiser en eiseres voeren aan dat zij een tijdelijk huwelijk hebben gesloten, zonder toestemming van hun families. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben zij diverse documenten overgelegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat de door eiser en eiseres bij de onderhavige aanvraag ingediende documenten niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die afbreuk kunnen doen aan het eerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas van eiser en eiseres. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 30 juli 2018 blijkt immers dat de aangifte dan wel het verzoekschrift van de moeder van eiser zeer wel mogelijk niet door een daartoe bevoegde instantie is opgemaakt en is afgegeven. Ook blijkt uit de verklaring van onderzoek dat de verklaring van de imam niet op echtheid kan worden beoordeeld, als gevolg van het feit dat echtheidskenmerken en voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal ontbreken. De authenticiteit van de verklaring van de imam kan daardoor niet worden vastgesteld. Zodoende zijn eiser en eiseres er niet in geslaagd om de authenticiteit van de bij de aanvraag ingediende documenten aan te tonen. Al daarom heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat de documenten geen afbreuk kunnen doen aan het eerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas van eiser en eiseres. Verweerder heeft eveneens bij de beoordeling van deze documenten mogen betrekken dat de documenten zijn opgesteld op verzoek van een niet objectieve bron, namelijk door de moeder van eiser.
11. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zich terecht op standpunt heeft gesteld dat ook de stukken die eiser en eiseres in de beroepsfase op 28 september 2020 hebben ingebracht geen afbreuk kunnen doen aan hun eerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas. Het gaat dan om:
- een brief van mr. [A] (collega van de gemachtigde van eisers) aan de juridische faculteit van de universiteit in Kabul, gedateerd op 17 augustus 2020;
- een brief van de heer [B] , Imam van de moskee [naam] , gedateerd op 22-08- 2020;
- een verklaring van [C] , gedateerd op 22 augustus 2020;
- een verklaring van [D] gedateerd op 22 augustus 2020. Verweerder heeft over deze stukken ter zitting terecht het standpunt ingenomen dat eiser en eiseres de authenticiteit van deze stukken niet hebben aangetoond. Ook deze stukken kunnen daarom geen afbreuk doen aan het eerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas.
Over de gestelde verwestering van eiseres
12. Eiseres voert aan dat zij is verwesterd en dat aan haar bij terugkeer naar Afghanistan in ieder geval verwestering zal worden toegedicht. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat het argument van verweerder, dat ongeloofwaardig is dat eiseres in Nederland mondiger is geworden omdat zij bij aankomst in Nederland nog verklaard heeft dat zij bang was, niet deugt.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit van eiseres afdoende heeft gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat zij verwesterd is en evenmin dat haar veronderstelde verwestering een uiting is van haar religieuze of politieke overtuiging. Verweerder heeft ook gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat ten aanzien van eiseres sprake zou zijn van een toegedichte religieuze of politieke overtuiging vanwege persoonlijke uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken, die zij bij terugkeer in Afghanistan niet verborgen zou kunnen houden. Eén van de argumenten die verweerder in dit verband heeft aangevoerd is dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij zich binnen twee jaar heeft ontwikkeld van een vrouw die bang is tot een vrouw die een
andere mening heeft over de positie van vrouwen en dit ook uitdraagt naar andere vrouwen. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
Over de Hazara-achtergrond van eisers
15. Eisers voeren aan dat zij als Hazara bij terugkeer naar Afghanistan risico lopen, zeker nu zij met elkaar zijn gehuwd zonder de toestemming van hun families. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers toegelicht dat zij bij terugkeer naar Afghanistan gedwongen zullen zijn om in een ander gebied te gaan wonen, waar zij geen bescherming kunnen krijgen van de Hazara gemeenschap. Tot slot heeft de gemachtigde van eisers ter zitting toegelicht dat de verwestering van eiseres in combinatie met de omstandigheid dat zij Hazara is, een gegronde vrees voor vervolging oplevert bij terugkeer naar Afghanistan.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat eisers Hazara zijn, geen gegronde vrees voor vervolging oplevert2. Verweerder heeft vervolgens niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat niet is gebleken van geloofwaardige en individualiseerbare geringe indicaties die, in combinatie met de omstandigheid dat eisers Hazara zijn, maken dat er wel sprake is van een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Afghanistan. Immers, de gestelde problemen vanwege het tijdelijke huwelijk heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht (overweging 7 en 8). Verder hebben eisers niet gesteld dat zij hebben te vrezen voor de Afghaanse autoriteiten of voor andere bevolkingsgroepen dan de Hazara. Tot slot kan ook de gestelde verwestering niet als indicatie in vorenbedoelde zin worden aangemerkt. Hiertoe geldt al dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de gestelde verwestering van eiseres ongeloofwaardig is (overweging 12).
17. De beroepen van eiser en eiseres tegen de bestreden besluiten waarbij hun aanvragen zijn afgewezen, zijn ongegrond. Hieruit volgt dat ook het beroep van [minderjarige 2] tegen het bestreden besluit waarbij haar aanvraag is afgewezen, ongegrond is.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.