ECLI:NL:RBDHA:2020:14509
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot opschorting van detentie en executieplicht van de Staat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde dat de Staat der Nederlanden zijn detentie opschort. [eiser] was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, maar stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de zitting in hoger beroep, waardoor hij zijn recht op een eerlijk proces zou zijn geschonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de executieplicht van de Staat niet kan worden opgeschort, omdat er geen wettelijke uitzondering is die dit rechtvaardigt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het arrest van het gerechtshof onherroepelijk was geworden en dat [eiser] niet in de gelegenheid was geweest om cassatie in te stellen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de huidige detentie van [eiser] niet onrechtmatig was en wees de vordering af. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding.