Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 29 september 2020 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er onvoldoende gronden waren voor de maatregel, aangezien hij Nederland had verlaten na zijn eerdere asielaanvraag en recentelijk een nieuwe asielaanvraag had ingediend. Tijdens de zitting op 5 oktober 2020 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring voldoende waren, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verwierp de stelling van eiser dat een lichter middel had moeten worden toegepast, en concludeerde dat verweerder terecht had gesteld dat er geen andere afdoende maatregelen beschikbaar waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins.