In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Venezolaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Petkovic, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 3 september 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom een lichter middel niet kon worden toegepast. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet had meegewogen in zijn beslissing, wat leidde tot een motiveringsgebrek dat niet kon worden hersteld na de oplegging van de maatregel. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.010,- aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.050,-, te betalen door de verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.