In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Volwerk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C. van der Zijde, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 december 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Dit is in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die een termijn van zestien weken passend achtte voor zorgvuldige besluitvorming. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding € 262,50 bedraagt. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is bekendgemaakt op 11 september 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.