4.3.Het eerder uitgebracht FMMU-advies is volgens eiser onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat nu met de iMMO-rapportage is gebleken dat het FMMU relevante littekens niet heeft genoemd. De iMMO-rapportage dient voorts ter ondersteuning van het asielrelaas.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder de opvolgende aanvraag niet heeft afgewezen omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag zijn gelegd of er geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft inhoudelijk naar het asielrelaas gekeken en zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het door eiser naar voren gebrachte relaas ongeloofwaardig is.
Had eiser opnieuw gehoord moeten worden?
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij de onderhavige aanvraag ten onrechte niet door verweerder is gehoord. Het meest verstrekkende standpunt van eiser houdt in dat de nationale regels, in dit geval artikel 3.118b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb 2000) en de uitwerking daarvan in de Vreemdelingencirculaire 2000, in strijd zijn met artikel 14, eerste lid, van de Pri en dat de nationale regels daarom buiten toepassing moeten worden gelaten.
8. Uit artikel 14, eerste lid, van de Pri volgt dat een vreemdeling het recht heeft om persoonlijk gehoord te worden over een verzoek om internationale bescherming voordat de beslissingsautoriteit een beslissing neemt. Artikel 14, eerste lid, van de Pri heeft rechtstreekse werking (vgl. de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juli 2020,
Addis t. Duitsland, ECLI:EU:C:2020:579).