ECLI:NL:RBDHA:2020:1327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/09/588203 / KG RK 20-207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek in een strafzaak met betrekking tot de voorbereidingstijd voor vorderingen van benadeelde partijen

In de zaak van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Moszkowicz, werd op 11 februari 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters E.A.G.M. van Rens, L.C. Bannink en P.G. Salvadori van de Rechtbank Den Haag. Verzoeker stelde dat zijn recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was geschonden. Dit zou het gevolg zijn van onvoldoende voorbereidingstijd voor de verdediging, die te maken had met een groot aantal vorderingen van benadeelde partijen. Verzoeker was van mening dat de rechtbank het verzoek tot aanhouding had afgewezen en de vorderingen van de benadeelde partij niet bij voorbaat niet-ontvankelijk had verklaard, wat volgens hem de schijn van vooringenomenheid wekte.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechtbank om het verzoek tot aanhouding af te wijzen en om niet bij voorbaat te oordelen over de ontvankelijkheid van de vorderingen, procesbeslissingen waren. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldeden aan het criterium van schijn van vooringenomenheid, zoals neergelegd in de rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413). De rechtbank had bovendien aangegeven dat de verdediging om meer tijd kon vragen, wat de wrakingsgrond verder ondermijnde.

De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd vastgelegd in een proces-verbaal, ondertekend door de griffier mr. M. van Beeck en de voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/7
zaak- /rekestnummer: C/09/588203 / KG RK 20-207
parketnummer hoofdzaak: 09/767061-17
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter zitting van 11 februari 2020
In de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. Y. Moszkowicz te Utrecht,
strekkende tot de wraking van
mr. E.A.G.M. van Rens, mr. L.C. Bannink en mr. P.G. Salvadori
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters of de rechtbank.
Belanghebbende in deze procedure is:
- de officier van justitie, mr. F.A. Kuipers
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van het verzoek tot wraking.
Tegenwoordig zijn mr. E.F. Brinkman, mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, mr. M.P.M. Loos, rechters en mr. M. van Beeck, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • mr. Y. Moszkowicz, advocaat van verzoeker;
  • mr. F. Yildiz, advocaat van [verzoeker C/09/588205] , die tevens verzoeker is in het wrakingsverzoek C/09/588205 / KG RK 20/208 jegens de rechters dat gelijktijdig is behandeld;
  • mr. F.A. Kuipers, officier van justitie.
De rechters hebben laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De voorzitter meldt dat de volgende stukken zijn ontvangen in deze wrakingsprocedure:
  • het proces-verbaal wraking d.d. 10 februari 2020;
  • het schriftelijk standpunt meervoudige kamer d.d. 11 februari 2020;
  • tevens is er beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
Uit het proces-verbaal wraking blijkt dat verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd dat, kort gezegd, zijn recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is geschonden, nu de verdediging onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad voor het grote aantal vorderingen van de benadeelde partijen, mede doordat de rechtbank het verzoek tot aanhouding heeft afgewezen en de vorderingen benadeelde partij niet bij voorbaat niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Nadat de advocaat van verzoeker en de advocaat van verzoeker in het wrakingsverzoek C/09/588205 / KG RK 20/208 hun standpunten hebben toegelicht en vragen van de wrakingskamer hebben beantwoord, heeft de belanghebbende de gelegenheid gekregen om haar standpunt toe te lichten. Daarna is de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de wrakingskamer bij monde van de voorzitter mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt. Daartoe is het volgende redengevend.
1.2.
Het afwijzen van het verzoek tot aanhouding en het bij voorbaat niet oordelen dat de vorderingen niet ontvankelijk zijn, zijn naar het oordeel van de wrakingskamer procesbeslissingen, anders dan de verdediging betoogt. Het betreffen beslissingen over de voortgang van de procedure en daarin worden geen inhoudelijke beslissingen over de strafzaak en de ingestelde vorderingen benadeelde partijen genomen.
Het criterium, volgens de rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413), of in die beslissingen de schijn van vooringenomenheid is te zien, luidt als volgt:
3.4 (…)
Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
Daarvan is niet gebleken. De rechtbank heeft ook steeds aangegeven dat de verdediging om meer tijd kon vragen.
1.3.
Voor zover de verdediging zich thans ter zitting er op beroept dat de bewoordingen van de beslissingen blijk geven van vooringenomenheid ten aanzien van de ontvankelijkheid/toewijsbaarheid van de vorderingen benadeelde partijen op zichzelf, is dat een nieuwe wrakingsgrond. Daarmee is dat verzoek te laat.

2.De beslissing

De wrakingskamer
2.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
2.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
Waarvan proces-verbaal,
mr. M. van Beeck mr. E.F. Brinkman
de griffier de voorzitter