Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
knowing participation) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (
personal participation) om te bepalen of eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor misdrijven en daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
knowingen
personal participationen dat eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verkrachting van een meisje en een jongen op 2 april 2014 en daarmee voor een misdrijf in de zin van artikel 1F, aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde medische stukken, te weten een verklaring van de psychiater van 21 augustus 2012 en een verklaring van de militaire commissie van 26 november 2012, onvoldoende zijn om aan te nemen dat eiser daadwerkelijk aan een borderline persoonlijkheidsstoornis lijdt, waardoor hij geen weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het misdrijf en daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Deze stukken bevatten geen medische diagnose. Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, gelet op de datering van de overgelegde stukken, daaruit nog niet de conclusie kan worden getrokken dat eiser op
printscreensvan de beelden op de USB-stick die relevant zijn voor zijn aanvraag mee te sturen met de eventuele correcties en aanvullingen op het rapport van gehoor (pagina 11 rapport gehoor opvolgende aanvraag). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de relevante
printscreens, tezamen met de USB-stick, na het gehoor of het voornemen niet bij verweerder kon indienen. Eiser was dus door het indienen van correcties en aanvullingen en de zienswijze in de gelegenheid om de relevantie van de beelden op de USB-stick te expliciteren en om aan te geven waarom deze relevante aspecten niet door hem in het gehoor overtuigend naar voren konden worden gebracht. Dat eiser dit heeft nagelaten komt voor zijn risico. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de bekering van eiser in de eerste procedure ongeloofwaardig is bevonden, omdat eiser over de motieven voor en het proces van bekering en de betekenis daarvan voor hem niet overtuigend heeft verklaard. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat nieuwe feiten en omstandigheden bij een herhaalde asielaanvraag hierover moeten gaan. Hiervoor dient bij uitstek het gehoor. Van eiser mocht daarom worden verwacht dat hij nader zou hebben onderbouwd wat hij met de beelden op de USB-stick wilde aantonen. De enkele stelling, onder verwijzing naar zijn zienswijze en naar het verslag van de commissie Plaisier van het gesprek met eiser op 19 oktober 2018, dat eiser wel degelijk gemotiveerd, concreet, inhoudelijk en voldoende persoonlijk zijn bekering en geloofsleven heeft toegelicht en aannemelijk heeft gemaakt, biedt onvoldoende