ECLI:NL:RBDHA:2020:12857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
C-09-579037-HA ZA 19-891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over omzetplafonds in zorgovereenkomsten tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig gevestigde psychiater, aangeduid als [eiser in conventie], en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., de zorgverzekeraar. De kern van het geschil betreft de terugvordering door Zilveren Kruis van bedragen die de psychiater heeft gedeclareerd boven het in de zorgovereenkomsten vastgestelde omzetplafond. De psychiater stelt dat Zilveren Kruis niet bevoegd is om deze bedragen terug te vorderen, omdat zij de fatale termijn voor afrekening heeft overschreden en omdat de omzetplafonds onrechtmatig zijn, aangezien zij het recht op vrije artsenkeuze van de verzekerden zouden schenden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen rechtsgeldige overeenkomsten hebben gesloten waarin omzetplafonds zijn opgenomen. De rechtbank oordeelt dat Zilveren Kruis bevoegd is om de overschrijdingen van de omzetplafonds terug te vorderen, omdat de psychiater zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen. De rechtbank verwerpt de stellingen van de psychiater dat de omzetplafonds onrechtmatig zijn en dat Zilveren Kruis haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank concludeert dat de psychiater niet kan aantonen dat de verzekerden niet binnen de Treeknormen bij andere zorgverleners terecht konden en dat hij zelf de regiefunctie van Zilveren Kruis heeft belemmerd door patiënten te behandelen zonder hen te verwijzen.

In reconventie heeft Zilveren Kruis vorderingen ingesteld tegen de psychiater, die zijn vorderingen in conventie heeft afgewezen. De rechtbank heeft de psychiater veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 114.159,60 aan Zilveren Kruis, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de psychiater gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/579037 / HA ZA 19-891
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
[eiser in conventie]te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.A.M. Knol te Den Haag,
tegen
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.A. van den Berg te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en Zilveren Kruis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 augustus 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 13 november 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling die gepland stond op 14 mei 2020 heeft wegens COVID-19 geen doorgang kunnen vinden. Partijen hebben vervolgens eenstemmig gekozen voor de optie “schriftelijke toelichting”. Daarmee hebben partijen afstand gedaan van hun in artikel 6 EVRM neergelegde recht om hun standpunt mondeling te bepleiten. Het vervolg van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 20 mei 2020, waarin is bepaald dat vonnis zal worden gewezen na
schriftelijke toelichtingen (hierna: “de rolbeschikking”);
  • de instructies van de rechtbank aan partijen van 17 juni 2020;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de schriftelijke toelichting van [eiser in conventie] ;
  • de repliek in conventie, dupliek in reconventie van [eiser in conventie] ;
  • de schriftelijke toelichting van Zilveren Kruis.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie] is een zelfstandig gevestigde psychiater te [plaats 2] .
2.2.
Zilveren Kruis is een zorgverzekeraar. Zij koopt als zorgverzekeraar ten behoeve van haar verzekerden zorg in bij zorgaanbieders, waaronder [eiser in conventie] . Tot de zorg waarop verzekerden op grond van de polisvoorwaarden aanspraak hebben behoort ook geestelijke gezondheidszorg (hierna: GGZ).
2.3.
Vanaf 2008 hebben partijen zorgovereenkomsten met elkaar gesloten. Vanaf 2014 is in de zorgovereenkomst een omzetplafond opgenomen. In 2014 was het omzetplafond
€ 136.177, waarbij – naar achteraf is gebleken ten onrechte – is uitgegaan van 2 fte.
2.4.
In augustus 2014 heeft Zilveren Kruis het document “Inkoopprocedure vrijgevestigde (groeps)praktijken curatieve GGZ 2015” op haar website geplaatst. Hierin staat onder meer het volgende:
“Omzetplafond 2015 = uurtarief hoofdbehandelaar BGGZ of GGGZ * aantal werkuren per hoofdbehandelaar binnen de praktijk op weekbasis * 42 werkweken * eventueel correctiepercentage maximaal aantal gecontracteerde uren op jaarbasis * substitutie SGGZ naar de Basis GGZ per hoofdbehandelaar SGGZ * marktaandeel Achmea in de regio * correctie voor Kinder- en Jeugd GGZ.
(…)
Toelichting
De formule is opgebouwd volgens onderstaande uitgangspunten:
Uurtarieven hoofdbehandelaar BGGZ/SGGZ:

Bij het bepalen van het omzetplafond gaat Achmea uit van een maximaal aantal werkbare uren van 1519 per hoofdbehandelaar op jaarbasis.

Het aantal standaard werkweken per jaar is gesteld op 42.”
2.5.
[eiser in conventie] heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid digitaal aan te geven dat hij voor 2015 weer een overeenkomst wilde sluiten met Zilveren Kruis. Hij heeft daartoe de voor het sluiten van de overeenkomst benodigde gegevens ingevoerd en vervolgens een aanbod van Zilveren Kruis gekregen. Op 3 september 2014 hebben Zilveren Kruis en [eiser in conventie] een kwaliteitsovereenkomst Achmea GGZ Praktijk 2015 Gespecialiseerde GGZ (hierna: de overeenkomst 2015) gesloten. Deel I van de overeenkomst 2015 houdt onder meer het volgende in:
“(…)
IX. Omzetplafond
a.
De contractant declareert bij Achmea maximaal€ 62.866,48voor zorg gestart in 2015. Indien de contractant boven het omzetplafond declaraties aanlevert, zullen deze niet worden vergoed. De wijze waarop het omzetplafond is berekend staat toegelicht in het inkoopdocument opwww.achmeazorg.nl.
b.
(…)
c.
Bij het hanteren van het omzetplafond dient de contractant de zorg zo gelijkmatig mogelijk over het hele jaar te verdelen, waarbij rekening dient te worden gehouden met het omzetplafond, zorgvraagontwikkeling, seizoenspatronen en met te openen vervolg-DBC’s in het kalenderjaar.
d.
(…)
e.
Achmea monitort de omvang van de ingediende declaraties en uitgevoerde betalingen en vordert alle betalingen terug, die boven de plafonds genoemd bij a uitgevoerd zijn. Achmea houdt zich het recht voor de teveel betaalde bedragen te verrekenen met ingediende of in te dienen declaraties.
f.
De contractant kan de declaraties, die boven het omzetplafond uitkomen, niet indienen op basis van een betalingsovereenkomst (restitutiemodel).
g.
De contractant kan de declaraties die boven het omzetplafond uitkomen, niet in rekening brengen bij de verzekerden van Achmea.”
Deel II van de overeenkomst 2015 houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 2 Zorgverlening
(…)
2.2
De contractant dient de zorg zo gelijkmatig mogelijk over het hele jaar te verdelen, waarbij rekening dient te worden gehouden met het omzetplafond, zorgvraagontwikkeling en seizoenspatronen.
Artikel 6 Continuïteit van zorg
(…)
6.4
Het bereiken van het omzetplafond is geen reden voor het afbreken van een lopende behandeling. Een lopende behandeling wordt altijd volledig afgerond conform de professionele standaard, ook als hiervoor een vervolg-dbc moet worden geopend.
6.5
Bij het bereiken van de Achmea-omzetplafonds meldt de contractant dit bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar kan dan bemiddelen naar een andere gecontracteerde partij.
Artikel 7 Bekostiging van de zorg
7.1
Het omzetplafond zoals opgenomen in deel I vormen de basis voor de afrekening van de geleverde zorg.
7.2
Achmea wijzigt gemotiveerd het omzetplafond 2015 indien:
7.2.2
Het BKZ kader 2015, zoals bekend per 1 mei 2014, door de Minister wordt aangepast;
7.2.3
Relevante wet- en/of regelgeving wijzigt;
7.2.4
Middelen uit andere macrokaders naar het kader curatieve GGZ worden overgeheveld;
7.2.5
Middelen uit het kader curatieve GGZ worden gehaald;
7.2.6
Op grond van materiële controle of toetsing van tarief- en omzetcriteria over voorgaande jaren, rekening houdend met de termijn bepaald in artikel 10.4, is gebleken dat onrechtmatige zorg is gedeclareerd door de contractant en als er sprake is van een direct verband tussen de uitkomst van materiële controle, de financiële afspraak en uitgangspunten daarbij.
7.3
Achmea wijzigt, na overleg met de contractant, het omzetplafond 2015 indien:

het zorgaanbod (portfolio) van de contractant wijzigt

indien sprake is van marktverschuivingen;
7.4
De contractant dient alle in 2015 geopende ggz-prestaties te declareren vóór 1 april 2017 vanwege de verwerkingstijd door Achmea. Achmea rekent de realisatie 2015 versus de omzetplafonds voor Basis GGZ en gespecialiseerde GGZ 2015 uiterlijk af in de maanden mei t/m augustus 2017.
(…)
7.6
Na ontvangst van alle declaraties over geleverde prestaties 2015, vóór 1 april 2017, stelt Achmea een eindafrekening op op basis van de in bijlage 1 vastgelegde productieafspraken. Dit conform de beschreven procedure in bijlage 3 (afrekenprocedure). Uiterlijk 31 augustus 2017 dienen de gegevens over de zorgkosten aan de NZa te worden doorgegeven in verband met de mogelijke inzet van het Macrobeheersingsinstrument (MBI).
(…)
Artikel 8 Declareren en betalen
(…)
8.8
Voor 2015 geldt een maximumbudget voor alle in 2015 gestarte GGZ-trajecten ten behoeve van de cliënten die bij Achmea zijn verzekerd. De hoogte van het maximumbudget is vastgelegd in deel I van deze overeenkomst (zorgverlenergebonden deel). Indien de contractant boven het maximumbudget declaraties aanlevert, zullen deze niet worden vergoed.
8.9
Achmea monitort de omvang van de ingediende declaraties en uitgevoerde betalingen en vordert alle betalingen terug, die boven het in deel I, lid IX.a. genoemde bedrag uitgevoerd zijn, tot de hoogte van het omzetplafond.
(…)”
2.6.
Het document “Declaratieprotocol 2015. Bijlage bij de overeenkomst GGZ Praktijk 2015” houdt onder meer het volgende in:
“(…)
Artikel 6 Herdeclaraties en correcties
(…)
6.4
De zorgverzekeraar is gerechtigd om een uitbetaalde declaratie bij de zorgaanbieder terug te vorderen indien er sprake is van

Ten onrechte of foutief uitbetaalde declaraties
(…)”
2.7.
Bij brief van 19 december 2014 heeft Zilveren Kruis het volgende geschreven aan [eiser in conventie] :
“Onlangs hebben wij u geïnformeerd dat het omzetplafond zoals vastgelegd in de overeenkomst curatieve GGZ 2015 met Achmea met 10% wordt verhoogd.
Hierbij ontvangt u het addendum op de overeenkomst waarin deze verhoging is verwerkt. Dit addendum is leidend op het omzetplafond zoals vastgelegd in de overeenkomst.
(…)
Het omzetplafond na verhoging van 10% is het absolute plafond voor 2015. De verhoging van 10% is berekend over het omzetplafond zoals vastgelegd in de overeenkomst.”
Het omzetplafond over 2015 is vervolgens vastgesteld op € 69.153. Bij dit plafond is uitgegaan van 1 fte.
2.8.
Op 10 juni 2015 heeft de manager Inkoopstrategie van Zilveren Kruis de volgende standaard e-mail gestuurd aan zorgaanbieders, waaronder [eiser in conventie] :
“Wij krijgen van veel aanbieders vragen over de omzetplafonds 2015. In deze brief informeren wij u over de werkwijze die Zilveren Kruis hanteert als het omzetplafond 2015 is bereikt. In deze brief leest u onze reactie op deze vragen.
Alle omzetplafonds 2015 onder een bedrag van € 50.000,- worden verhoogd naar € 50.000,-
In 2016 hanteert Zilveren Kruis een minimum omzetplafond van € 50.000,-. Deze beleidsrichting voeren we ook voor het jaar 2015 door. Alle gecontracteerde aanbieders met een omzetplafond lager dan € 50.000,- kunnen voormaximaal € 50.000,-basis GGZ producten en/of DBC’s declareren over het jaar 2015. (…)
Omzetplafonds van meer dan € 50.000,- in gebieden waar voldoende gecontracteerd is verhogen wij niet
In de technische uitwerking van de inkoopprocedure voor vrijgevestigde (groeps)praktijken 2015 is te lezen in welke gebieden Zilveren Kruis nog nieuwe zorgaanbieders contracteert. Dit is te vinden op onze websitewww.zilverenkruis.nl/zorgaanbieders.Als uw postcode gebied hier niet bij staat is er voldoende zorg gecontracteerd in de regio en verhogen we de plafonds voor 2015 niet. Als uw omzetplafond is bereikt helpen we Zilveren Kruis verzekerden wij graag bij het vinden van een andere passende zorgaanbieder.
Aanbieders met een omzetplafond boven € 50.000,- in gebieden waar mogelijk onvoldoende gecontracteerd is verzoeken we contact op te nemen zodra het plafond bereikt wordt
In de technische uitwerking van de inkoopprocedure voor vrijgevestigde (groeps)praktijken 2015 is te lezen in welke gebieden Zilveren Kruis nog nieuwe zorgaanbieders contracteert. Als uw praktijk in één van deze postcodegebieden gevestigd is en u bereikt gedurende het jaar het omzetplafond, dan verzoeken wij u contact met ons op te nemen viazorginkoop.ggz@zilverenkruis.nl. Wij zullen dan in afstemming naar de meest passende oplossing zoeken voor onze verzekerden.
(…)”
2.9.
Bij e-mail van 11 juni 2015 heeft [eiser in conventie] hierop als volgt gereageerd:
“Ik ben voor dit jaar al bijna aan het plafond van 64.000 euro en moet dan verzekerden van ZK gaan weigeren helaas (of hun adviseren een andere zorgverzekering te nemen). Het was dus goed nieuws dat jullie het plafond willen verruimen, want aangezien het nu juni is, denk ik dat als het in dit tempo doorgaat, ik richting de 100.000 euro zou komen. Dus graag even bericht.”
2.10.
Nog dezelfde dag heeft Zilveren Kruis als volgt gereageerd:
“Helaas kunnen wij niet aan uw verzoek voldoen. Uw praktijk is gevestigd in een gebied waar wij al voldoende hebben gecontracteerd.
Omzetplafonds van meer dan € 50.000,- in gebieden waar voldoende gecontracteerd is verhogen wij niet
In de technische uitwerking van de inkoopprocedure voor vrijgevestigde (groeps)praktijken 2015 is te lezen in welke gebieden Zilveren Kruis nog nieuwe zorgaanbieders contracteert. Dit is te vinden op onze websitewww.zilverenkruis.nl/zorgaanbieders.Als uw postcode gebied hier niet bij staat is er voldoende zorg gecontracteerd in de regio en verhogen we de plafonds voor 2015 niet. Als uw omzetplafond is bereikt helpen we Zilveren Kruis verzekerden wij graag bij het vinden van een andere passende zorgaanbieder.”
2.11.
Ook in en na 2016 hebben partijen een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst 2016 en de overeenkomst 2017). In 2016 was het omzetplafond € 65.511. Artikel 6.3 van deel II van de overeenkomst 2016 houdt het volgende in:
“De zorgaanbieder dient alle in 2015 geopende ggz-prestaties te declareren vóór 1 april 2018 vanwege de verwerkingstijd door Zilveren Kruis. Zilveren Kruis rekent de realisatie 2016 versus de omzetplafonds uiterlijk af in de maanden mei t/m augustus 2018.”
2.12.
In 2017 was het omzetplafond € 90.858.
2.13.
Op 21 juni 2018 heeft Zilveren Kruis de eindafrekening van het contractjaar 2015 naar [eiser in conventie] gestuurd. Die houdt in dat sprake is van een overschrijding van het omzetplafond van € 78.205. Aangezien Zilveren Kruis had verzuimd rekening te houden met de 10% verhoging van het omzetplafond is de overschrijding bij e-mail van 23 juli 2018 vastgesteld op € 71.919.
2.14.
[eiser in conventie] heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat Zilveren Kruis niet tot terugvordering via verrekening mocht overgaan, omdat zij niet uiterlijk 31 augustus 2017 tot nacalculatie is overgegaan. Partijen hebben hier vervolgens over gecorrespondeerd.
2.15.
Zilveren Kruis heeft de overschrijding over 2015 inmiddels verrekend.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht verklaart dat Zilveren Kruis niet bevoegd is de overschrijdingen van de omzetmaxima over 2015-2019 terug te vorderen, althans te verrekenen, althans slechts tot een door de rechtbank in goede justitie te vermenen bedrag, uitgedrukt in een percentage van de door [eiser in conventie] gerealiseerde omzet bij verzekerden van Zilveren Kruis;
 Zilveren Kruis beveelt om met ingang van 1 januari 2020 aan [eiser in conventie] een redelijk te achten zorgplafond van € 170.000 toe te kennen, althans een zodanig zorgplafond als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren op verbeurte van een dwangsom van € 180.000 als Zilveren Kruis dit zou nalaten;
 Zilveren Kruis veroordeelt tot betaling van € 2.429,08 aan buitengerechtelijke incassokosten;
 Zilveren Kruis veroordeelt in de (na)kosten, met rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis.
3.2.
[eiser in conventie] legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. Zilveren Kruis heeft haar recht verwerkt om tot terugvordering (door verrekening) van de overschrijding over 2015 over te gaan, omdat zij de fatale termijn van afrekening over 2015 zoals opgenomen in artikel 7.4 van de overeenkomst 2015 heeft overschreden. Voor 2016 geldt een zelfde redenering. Voor zover geen sprake is van een fatale termijn, moeten de omzetplafonds buiten toepassing worden gelaten, omdat zij onrechtmatig zijn. Omzetplafonds houden namelijk noodzakelijkerwijs een schending in van het recht van vrije artsenkeuze van de verzekerden van Zilveren Kruis. Voor zover de omzetplafonds niet onrechtmatig zijn, moeten zij buiten toepassing worden gelaten op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW), althans worden aangepast op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW), of op grond van onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW). Tot slot kan Zilveren Kruis de overschrijdingen niet terugvorderen omdat geen sprake is van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking.
3.3.
Zilveren Kruis voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Zilveren Kruis vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht verklaart dat [eiser in conventie] tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen hem en Zilveren Kruis gesloten zorgovereenkomsten in de jaren 2015-2017 en dat Zilveren Kruis gerechtigd is alle uitbetaalde declaraties boven de overeengekomen omzetplafonds als onverschuldigd betaald terug te vorderen van [eiser in conventie] ;
 [eiser in conventie] veroordeelt ter zake van de onverschuldigd betaalde declaraties tot betaling aan Zilveren Kruis van € 114.159,60, met wettelijke rente;
 [eiser in conventie] veroordeelt in de (na)kosten, met rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis.
3.6.
Zilveren Kruis legt het volgende ten grondslag aan haar vorderingen. [eiser in conventie] heeft in de jaren 2015, 2016 en 2017 zijn omzetplafond overschreden. Dat betekent dat de door Zilveren Kruis betaalde declaraties, voor zover die uitstijgen boven het omzetplafond, op grond van artikel 6:203 BW onverschuldigd zijn betaald aan [eiser in conventie] . Zilveren Kruis is bevoegd tot verrekening/terugvordering daarvan, zowel op grond van de overeenkomsten als op grond van de wet. De overschrijding over 2015 is al verrekend. Zilveren Kruis vordert de overschrijdingen over 2016 (€ 65.188,38) en 2017 (€ 48.971,22) terug.
3.7.
[eiser in conventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Overschrijding maximum aantal pagina’s
4.1.
[eiser in conventie] heeft behalve een schriftelijke toelichting tevens een document “repliek in conventie, dupliek in reconventie” ingediend, van 7 pagina’s. Zilveren Kruis heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft de rechtbank verzocht dit document buiten beschouwing te laten, dan wel haar in de gelegenheid te stellen met hetzelfde aantal pagina’s hierop te reageren, dan wel alsnog een mondelinge behandeling te bepalen.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens de rolbeschikking was het partijen toegestaan een schriftelijke toelichting van maximaal 12 pagina’s in te dienen,
inclusiefde reactie op de schriftelijke toelichting van de wederpartij. [eiser in conventie] heeft deze instructie niet opgevolgd, door een afzonderlijke reactie in te dienen, van 7 pagina’s.
4.3.
De rechtbank ziet echter geen reden hieraan een gevolg te verbinden, zoals Zilveren Kruis verzoekt. Daartoe is het volgende redengevend. Het gelijkheidsbeginsel eist dat partijen gelijke proceskansen hebben. Onderdeel van het gelijkheidsbeginsel zijn het
equality of arms-beginsel en het beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank begrijpt het bezwaar van Zilveren Kruis zo dat zij meent dat het
equality of arms-beginsel is geschonden. Niet in geschil is immers dat partijen niet meer mogen reageren op elkaars reactie, zodat van schending van het beginsel van hoor en wederhoor geen sprake kan zijn.
4.4.
Het
equality of arms-beginsel houdt in dat iedere partij een redelijke gelegenheid heeft om haar standpunt aan de rechter kenbaar te maken en te onderbouwen onder voorwaarden die haar niet substantieel benadelen ten opzichte van haar wederpartij. Dat sprake is van substantiële benadeling is gesteld noch gebleken. Zilveren Kruis heeft niet aangevoerd dat zij onvoldoende heeft kunnen reageren op de schriftelijke toelichting van [eiser in conventie] en om die reden in de gelegenheid wil worden gesteld een nadere reactie in te dienen. De enkele overschrijding van het aantal pagina’s is voor Zilveren Kruis reden om bezwaar te maken. De rechtbank acht die enkele overschrijding echter onvoldoende om te concluderen dat het beginsel van
equality of armsis geschonden. Zilveren Kruis is niet in haar procesvoering benadeeld. Daar komt bij dat uit de begeleidende brief van mr. Knol kan worden afgeleid dat [eiser in conventie] niet opzettelijk is afgeweken van de instructie. De rechtbank verwerpt dan ook het bezwaar van Zilveren Kruis.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
Kern van deze zaak is dat [eiser in conventie] gedurende meerdere jaren het omzetplafond heeft overschreden en dat Zilveren Kruis die overschrijdingen heeft verrekend of (in reconventie) terugvordert. Volgens [eiser in conventie] is dat Zilveren Kruis niet toegestaan. [eiser in conventie] draagt hiervoor een aantal argumenten aan. De rechtbank zal hierna op deze argumenten ingaan.
in conventie
Fatale termijn, rechtsverwerking, contra proferentem-beginsel
4.6.
Het meest verstrekkende verweer van [eiser in conventie] tegen de verrekening van de overschrijding over 2015 is dat in artikel 7.4 van de overeenkomst 2015 staat dat Zilveren Kruis uiterlijk in augustus 2017 afrekent. Dat is een fatale vervaltermijn. Nu Zilveren Kruis deze termijn heeft overschreden is zij niet langer bevoegd tot terugvordering door verrekening. Verder is sprake van rechtsverwerking; [eiser in conventie] heeft vanwege het uitblijven van een terugvordering van Zilveren Kruis op uiterlijk 31 augustus 2017 er gerechtvaardigd op vertrouwd dat terugvordering niet meer aan de orde was. Ten aanzien van de overschrijding over 2016 geldt een zelfde redenering. Vanaf 2017 heeft Zilveren Kruis niet langer een termijn voor afrekening in de overeenkomst opgenomen, kennelijk omdat er discussie was over de vraag of sprake is van een fatale termijn. Nu discussie mogelijk is, moet de voor [eiser in conventie] meest gunstige uitleg worden gekozen op grond van de contra proferentem-regel, aldus nog steeds [eiser in conventie] .
4.7.
Zilveren Kruis betoogt dat de termijn niet ziet op de terugvordering, maar op het opstellen van de eindafrekening. Zij betwist verder dat sprake is van een fatale termijn. Aan het niet naleven van deze termijn is immers geen rechtsgevolg verbonden. [eiser in conventie] mocht er verder niet op vertrouwen dat Zilveren Kruis de overschrijding niet zou terugvorderen. Zilveren Kruis heeft [eiser in conventie] immers niet laten weten dat er geen terugvordering zou plaatsvinden. [eiser in conventie] kan tot slot geen beroep doen op het contra proferentem-beginsel, omdat hij geen consument is, maar een professionele beroepsbeoefenaar, aldus nog steeds Zilveren Kruis.
4.8.
De rechtbank overweegt dat de vraag of artikel 7.4 van de overeenkomst 2015 en artikel 6.3 van de overeenkomst 2016 moeten worden aangemerkt als een vervalbeding, een kwestie van uitleg is. Beslissend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat is niet zonder meer anders waar een beding verstrekkende gevolgen heeft, zoals een vervalbeding (zie HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260).
4.9.
Voor de vraag hoe deze artikelen moeten worden uitgelegd acht de rechtbank van belang dat artikel IX onder e (van zowel de overeenkomst 2015 als de overeenkomst 2016) inhoudt dat Achmea alle betalingen terugvordert die boven het omzetplafond zijn uitgevoerd. In dat artikel is geen voorbehoud opgenomen dat Achmea binnen een bepaalde tijd tot terugvordering moet overgaan. Evenmin is een verwijzing opgenomen naar artikel 7.4 respectievelijk 6.3 van de overeenkomst 2015 en 2016. Deel I noch deel II van beide overeenkomsten verbindt de door [eiser in conventie] voorgestane rechtsgevolgen aan overschrijding van die termijn. Aan overschrijding van het omzetplafond daarentegen wordt wel expliciet een rechtsgevolg verbonden in artikel IX onder a: in dat geval worden de declaraties niet vergoed. Het voorgaande biedt steun aan de uitleg van Zilveren Kruis.
4.10.
De termijn mei tot en met augustus 2017 respectievelijk 2018 die wordt genoemd in artikel 7.4 van de overeenkomst 2015 en artikel 6.3 van de overeenkomst 2016, lijkt samen te hangen met artikel 7.6 van de overeenkomst 2015 respectievelijk artikel 6.6 van de overeenkomst 2016. Daarin staat namelijk dat uiterlijk 31 augustus 2017 respectievelijk 2018 de gegevens over de zorgkosten aan de NZa moeten worden doorgegeven, in verband met de mogelijke inzet van het Macrobeheersinstrument. De laatste dag van de periode van mei tot en met augustus, 31 augustus 2017 respectievelijk 31 augustus 2018, moet dan ook worden begrepen als streefdatum; indien die datum wordt gehaald kan Zilveren Kruis tijdig de benodigde informatie aan de NZa doorgeven. Ook dit biedt steun aan de uitleg van Zilveren Kruis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een fatale termijn geen sprake is, zodat [eiser in conventie] daaraan geen rechten kan ontlenen.
4.11.
Het beroep op rechtsverwerking gaat evenmin op. Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Enkel tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (HR 7 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0271).
4.12.
Nu artikel 7.4 overeenkomst 2015 en artikel 6.3 overeenkomst 2016 niet als fatale termijnen kunnen worden beschouwd, kon [eiser in conventie] aan de overschrijding van die termijnen niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat Zilveren Kruis niet meer tot terugvordering zou overgaan. Het tijdsverloop dat Zilveren Kruis heeft laten ontstaan is blijkens vaste jurisprudentie immers onvoldoende voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking.
4.13.
Ten aanzien van de overeenkomst 2015 komt daar nog het volgende bij. Vast staat dat [eiser in conventie] niet heeft voldaan aan de verplichting om uiterlijk 1 april 2017 alle GGZ-prestaties te declareren. [eiser in conventie] heeft de laatste declaraties op 30 augustus 2017 ingediend. Reeds daarom kòn Zilveren Kruis niet op 31 augustus 2017 de eindafrekening opstellen.
4.14.
De rechtbank verwerpt tot slot het beroep op het contra proferentem-beginsel. Uit het feit dat Zilveren Kruis ervoor heeft gekozen in de overeenkomsten vanaf 2017 geen termijn meer op te nemen, kan niet worden afgeleid dat artikel 7.4 van de overeenkomst 2015 en artikel 6.3 van de overeenkomst 2016 onduidelijk zijn. De rechtbank acht deze artikelen in ieder geval niet zodanig onduidelijk dat daaraan met behulp van dit gezichtspunt consequenties zouden moeten worden verbonden.
Omzetplafonds – onrechtmatige daad?
4.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij overeenkomsten hebben gesloten waarin omzetplafonds zijn opgenomen. Volgens [eiser in conventie] zijn er echter meerdere redenen waarom Zilveren Kruis geen beroep kan doen op de overschrijding van die omzetplafonds.
4.16.
[eiser in conventie] betoogt dat de omzetplafonds die Zilveren Kruis voor [eiser in conventie] bepaalt noodzakelijkerwijs een schending van het recht van vrije artsenkeuze van de verzekerden van Zilveren Kruis inhouden. Dat blijkt in de eerste plaats uit de discrepantie tussen de door Zilveren Kruis bepaalde omzetplafonds en [eiser in conventie] ’ behaalde omzet. De omzetplafonds hebben immers tot gevolg dat de helft van de patiënten van [eiser in conventie] zich niet onder zijn behandeling kan stellen, nu zijn omzet (over 2015 en 2016) ongeveer tweemaal zo hoog is als zijn plafond. Verder schendt Zilveren Kruis haar zorgplicht jegens iedere patiënt die [eiser in conventie] wegens het bereiken van zijn omzetplafond zou hebben weggestuurd en die niet onmiddellijk, althans binnen de zogenoemde Treeknormen (de maximum aanvaardbare wachttijd tussen aanmelding en start van de behandeling), elders in behandeling had kunnen worden genomen. De omzetplafonds zijn dan ook onrechtmatig, en moeten buiten werking worden gesteld, omdat de onrechtmatigheid moet worden beëindigd. Volgens vaste jurisprudentie kan [eiser in conventie] als derde daarop een beroep doen, omdat de contractsverhouding tussen Zilveren Kruis en haar verzekerden een schakel vormt waarmee de belangen van [eiser in conventie] zijn verbonden, aldus nog steeds [eiser in conventie] .
4.17.
De rechtbank verwerpt de stelling dat de discrepantie tussen de door Zilveren Kruis bepaalde omzetplafonds en [eiser in conventie] ’ behaalde omzet noodzakelijkerwijs leidt tot een schending van het recht van vrije artsenkeuze van de verzekerden van Zilveren Kruis. Daartoe is het volgende redengevend.
4.18.
Het recht op vrije artsenkeuze ziet op het recht van de patiënt om te kunnen kiezen voor een zorgverlener van zijn keuze. Het recht van vrije artsenkeuze wordt vooral in verband gebracht met artikel 13 lid 1 Zorgverzekeringswet. Artikel 13 lid 1 Zorgverzekeringswet regelt de aanspraak van de (natura)verzekerde, indien de verzekerde kiest voor een ongecontracteerde zorgaanbieder. Dat is echter niet waar het hier om gaat: [eiser in conventie] is immers een gecontracteerde zorgaanbieder. Volgens [eiser in conventie] wordt het recht van vrije artsenkeuze geschonden als een patiënt zich bij hem meldt terwijl hij zijn omzetplafond heeft bereikt.
4.19.
Dat betoog gaat niet op. Het recht van vrije artsenkeuze is niet absoluut; het gaat niet zover dat een verzekerde altijd bij de arts van zijn eerste keuze terecht moet kunnen èn de zorgverzekeraar alle kosten daarvan volledig moet vergoeden, ofwel aan de patiënt, ofwel aan de zorgaanbieder. Het bereiken van het omzetplafond heeft bovendien niet tot gevolg dat een patiënt niet meer bij de arts van zijn eerste keuze terecht
kan. Het staat de patiënt vrij zich door de zorgverlener van zijn keuze te laten behandelen, met dien verstande dat de declaraties dan wellicht niet (geheel) worden vergoed onder de verzekeringsovereenkomst. Voor [eiser in conventie] betekent het behandelen van een patiënt na het bereiken van het omzetplafond dat hij de zorg niet kan declareren. In praktijk komt het er dan op neer dat hij tegen een lager gemiddeld tarief werkt, hetgeen overigens ook het geval zou zijn als hij geen overeenkomst met Zilveren Kruis had gesloten.
4.20.
Overigens is [eiser in conventie] niet verplicht elke patiënt aan te nemen. Wanneer [eiser in conventie] als zorgverlener wordt benaderd door patiënten terwijl hij zijn omzetplafond al heeft bereikt, dient hij dit aan Zilveren Kruis te melden, die de patiënt dan bemiddelt naar een gecontracteerde zorgaanbieder die nog wel ruimte heeft. Dit is onderdeel van de zogenoemde regiefunctie die de wetgever aan zorgverzekeraars heeft toebedeeld. Met het voorgaande is het recht op vrije artsenkeuze voldoende gewaarborgd. Uit het enkele feit dat [eiser in conventie] zijn omzetplafonds heeft overschreden kan dus niet reeds worden afgeleid dat het recht van vrije artsenkeuze van verzekerden van Zilveren Kruis is geschonden.
4.21.
Het betoog van [eiser in conventie] dat Zilveren Kruis haar zorgplicht heeft geschonden jegens haar verzekerden die [eiser in conventie] heeft behandeld nadat hij zijn omzetplafond had bereikt, is voorts gebaseerd op het uitgangspunt dat die verzekerden niet binnen de Treeknormen bij andere zorgverleners terecht hadden gekund. [eiser in conventie] betoogt dat in heel Nederland sprake is van ellenlange wachttijden in de GGZ. Ter onderbouwing van zijn betoog verwijst [eiser in conventie] naar productie 15a bij dagvaarding. Dat is een door [eiser in conventie] opgesteld overzicht van GGZ-instellingen bij hem in de buurt, waaruit volgens hem blijkt dat wachttijden van meer dan 10 weken eerder regel dan uitzondering zijn. Op grond daarvan zijn in dit geval de Treeknormen overschreden, aldus [eiser in conventie] .
4.22.
De rechtbank overweegt dat het aan [eiser in conventie] is om zijn stelling dat de verzekerden die hij heeft behandeld nadat hij zijn omzetplafond had bereikt niet binnen de Treeknormen bij andere zorgverleners terecht hadden gekund, voldoende feitelijk te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat hij dat niet heeft gedaan. Dat een groot deel van de 18 GGZ-instellingen bij hem in de buurt wachttijden van meer dan 10 weken heeft, is daarvoor niet voldoende. Dit laat immers onverlet dat 4 instellingen wachttijden onder de 10 weken hebben, en dat van 3 instellingen de wachttijd onbekend is. Aldus staat niet vast dat Zilveren Kruis haar zorgplicht jegens haar verzekerden zou hebben geschonden indien [eiser in conventie] deze patiënten niet had behandeld maar ter bemiddeling had verwezen naar Zilveren Kruis. Gelet daarop hoeft het betoog dat Zilveren Kruis in strijd met het hoofdlijnenakkoord 2019-2022 handelt, omdat zij ondanks een onderschrijding van het voor GGZ bestemde budget weigert het omzetplafond te verhogen, geen behandeling.
4.23.
Daar komt bij dat [eiser in conventie] artikel 6.5 van de overeenkomst 2015 heeft geschonden door deze patiënten niet bij Zilveren Kruis te melden voor bemiddeling. [eiser in conventie] heeft, door de patiënten zonder overleg met Zilveren Kruis te behandelen, zelf de regie gevoerd en Zilveren Kruis de kans ontnomen haar regiefunctie te vervullen door te bemiddelen naar een andere zorgverlener die nog ruimte had en de mogelijkheid had de patiënt binnen een aanvaardbare termijn te behandelen. Het gaat niet aan dat [eiser in conventie] Zilveren Kruis verwijt haar zorgplicht jegens haar verzekerden te hebben geschonden, terwijl hij het Zilveren Kruis onmogelijk heeft gemaakt uitvoering te geven aan deze zorgplicht.
4.24.
Dat Zilveren Kruis in de “technische uitwerking inkoopprocedure vrijgevestigde (groeps)praktijken 2016” heeft opgenomen dat zij in postcodegebied 30 – dat wil zeggen het gebied waar [eiser in conventie] gevestigd is – nieuwe praktijken contracteert leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat dit slechts ziet op 2016, en niet op de andere jaren waar het in deze zaak om gaat, heeft Zilveren Kruis gemotiveerd betwist dat hieruit kan worden afgeleid dat zij in 2016 te weinig zorg had ingekocht. Zilveren Kruis heeft toegelicht dat zij alleen nieuwe vrijgevestigde GGZ-aanbieders contracteerde in gebieden waar in verhouding tot instellingen weinig vrijgevestigde praktijken waren gecontracteerd.
4.25.
De slotsom is dat het betoog dat de omzetplafonds onrechtmatig zijn omdat daarmee het recht van vrije artsenkeuze wordt geschonden, faalt.
4.26.
De omzetplafonds zijn volgens [eiser in conventie] tevens onrechtmatig, omdat zij worden gebruikt om de kosten van zorgverzekeraars te drukken, en niet om de zorgmarkt te reguleren, zoals de bedoeling van de wetgever is.
4.27.
De rechtbank overweegt dat het betoog dat omzetplafonds met een verkeerd doel worden gebruikt, wat daar ook van zij, in ieder geval niet kan worden afgeleid uit de stukken waarop [eiser in conventie] zich beroept. Uit de citaten van de Algemene Rekenkamer volgt niet dat – zoals [eiser in conventie] stelt – zorgverzekeraars misbruik maken van hun macht. De Algemene Rekenkamer schrijft slechts dat zorgverzekeraars omzetplafonds overeenkomen omdat zij onvoldoende informatie hebben over de kwaliteit van zorg, en daarom niet kunnen inkopen op prijs en kwaliteit. Uit hetgeen de Algemene Rekenkamer schrijft kan dan ook hoogstens worden afgeleid dat zorgverzekeraars niet goed in staat zijn hun regiefunctie te vervullen. Verder zijn zorgverzekeraars in de verhouding met vrijgevestigde behandelen de sterkere partij, aldus de Rekenkamer. Dat zij misbruik maken van hun macht volgt echter niet uit het voorgaande. Dit betoog is dan ook onvoldoende geconcretiseerd.
4.28.
De slotsom is dat partijen rechtsgeldige overeenkomsten hebben gesloten met daarin een omzetplafond.
4.29.
[eiser in conventie] voert verder aan dat geen sprake is van gelijkwaardige contractspartijen, geen werkelijke contractsvrijheid, en geen enkele onderhandelingsruimte. Ook is onduidelijk hoe de omzetplafonds worden bepaald. Verder is [eiser in conventie] aanvankelijk meegedeeld dat overschrijdingen geen probleem zouden zijn, en heeft [eiser in conventie] meerdere malen om verhoging verzocht. Tot slot neemt Zilveren Kruis geen verantwoordelijkheid met betrekking tot de monitoring van het verloop van de omzet, aldus nog steeds [eiser in conventie] .
4.30.
De rechtbank begrijpt dit betoog zo, dat [eiser in conventie] een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW. Dit beroep faalt op grond van het volgende.
4.31.
Uitgangspunt bij het sluiten van overeenkomsten is dat aan partijen contractsvrijheid toekomt. Dat geen sprake is van gelijkwaardige partijen moge zo zijn, maar dat betekent niet dat [eiser in conventie] om patiënten die verzekerd zijn bij Zilveren Kruis te kunnen behandelen verplicht is een overeenkomst met daarin een omzetplafond te sluiten met Zilveren Kruis. Patiënten hebben immers aanspraak op gedeeltelijke vergoeding overeenkomstig de polisvoorwaarden als zij zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder wenden. Dat het voor [eiser in conventie] mogelijk is ook zonder overeenkomst met Zilveren Kruis patiënten die zijn verzekerd bij Zilveren Kruis te behandelen, en dus dat sprake is van contractsvrijheid, wordt bevestigd door het feit dat [eiser in conventie] in 2020 geen contract heeft gesloten met Zilveren Kruis.
4.32.
Gesteld noch gebleken is verder dat [eiser in conventie] niet op de hoogte was van de voorwaarden waaronder Zilveren Kruis met hem wilde contracteren. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst 2015 hebben partijen per e-mail mede over de hoogte van het omzetplafond contact gehad. Dat de grondslag van het omzetplafond niet duidelijk was, verwerpt de rechtbank. Anders dan [eiser in conventie] betoogt, staat in de overeenkomst 2015 en verder geen formule; daarin wordt juist verwezen naar het inkoopdocument (artikel IX.a). In zoverre verschillen die overeenkomsten van de overeenkomsten van vóór die tijd, waarin een formule was opgenomen waarop [eiser in conventie] zich nu ten onrechte beroept.
4.33.
Tussen partijen is niet in geschil dat Zilveren Kruis de formule zoals opgenomen in het inkoopdocument (zie 2.4) heeft gebruikt voor het berekenen van het omzetplafond. Evenmin is in geschil dat dat voor het jaar 2015 leidt tot een bedrag van € 62.866,48. Met de bezwaren die [eiser in conventie] nu aanvoert tegen de formule, te weten dat ten onrechte een correctie voor het marktaandeel wordt gehanteerd, en een correctie voor het feit dat [eiser in conventie] geen kinderen behandelt en dat wordt uitgegaan van een te laag aantal uren per week en weken per jaar, miskent hij dat de formule hem bekend was toen hij de overeenkomst sloot. [eiser in conventie] is akkoord gegaan met de door Zilveren Kruis aangeboden overeenkomst met daarin dit omzetplafond, dat is gebaseerd op de formule in het inkoopdocument. Dat hij achteraf bezwaren heeft tegen de gehanteerde formule rechtvaardigt geen beroep op artikel 6:248 lid 2 BW.
4.34.
Voor zover [eiser in conventie] aanvankelijk, op 3 september 2014, telefonisch is meegedeeld dat een overschrijding geen probleem zou zijn, hetgeen Zilveren Kruis betwist, omdat volgens haar over inhoudelijke zaken alleen per e-mail wordt gecorrespondeerd, is er geen causaal verband tussen die mededeling en de onderhavige overschrijdingen. Vast staat immers dat Zilveren Kruis daarna, op 11 juni 2015, expliciet heeft geschreven dat het omzetplafond voor 2015 niet zou worden verhoogd. Op dat moment had [eiser in conventie] het omzetplafond voor 2015 nog niet overschreden. Dat hij patiënten is blijven aannemen en zijn omzetplafond heeft overschreden is dus niet het gevolg van enige mededeling van Zilveren Kruis, maar van zijn vertrouwen in een goede afloop. Voor zover dat vertrouwen al aanvankelijk is gewekt door Zilveren Kruis, heeft zij tijdig laten weten dat dat vertrouwen niet gerechtvaardigd was.
4.35.
Met zijn betoog dat Zilveren Kruis geen verantwoordelijkheid neemt met betrekking tot de monitoring van het verloop van de omzet miskent [eiser in conventie] zijn verplichtingen op grond van de overeenkomsten (artikel IX onder c en 2.2 van overeenkomst 2015). Daarnaast miskent hij dat hij als zorgverlener beter in staat is het verloop van zijn eigen omzet te monitoren dan Zilveren Kruis. Overigens is gesteld noch gebleken dat de overschrijdingen het gevolg zijn van het niet goed monitoren van de omzet. Uit de e-mail van [eiser in conventie] van 11 juni 2015 (zie 2.9) blijkt immers dat [eiser in conventie] goed op de hoogte was van zijn omzetcijfers.
4.36.
Voorts doet [eiser in conventie] een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) en op artikel 6:258 BW. Daaraan legt hij ten grondslag dat partijen er niet bij hebben stilgestaan dat de omzet van [eiser in conventie] met betrekking tot bij Zilveren Kruis verzekerde patiënten zoveel hoger zou zijn dan de omzetplafonds, en wat er in dat geval zou moeten gebeuren. Uit de overeenkomst blijkt niet dat het beleid van Zilveren Kruis is om het omzetplafond niet te verhogen, dus er is sprake van een onvoorziene omstandigheid. Voorts is een onvoorziene omstandigheid dat het omzetplafond geen ruimte laat voor ondersteunend personeel dat wel zorg verleent, aldus nog steeds [eiser in conventie] .
4.37.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW alleen sprake kan zijn voor zover het betreft omstandigheden die op het ogenblik van tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen. Voor toepassing van artikel 6:258 BW is alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan; redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden (HR 20 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2587).
4.38.
De rechtbank verwerpt het betoog dat de overschrijding van het omzetplafond een onvoorziene omstandigheid is. Partijen hebben in de overeenkomst juist willen regelen wat er zou gebeuren als het omzetplafond zou worden overschreden: in artikel IX.a staat expliciet dat declaraties boven het omzetplafond niet worden vergoed, en in artikel IX.e dat Zilveren Kruis de betalingen boven het omzetplafond terugvordert.
4.39.
De rechtbank verwerpt voorts het betoog dat een onvoorziene omstandigheid is dat het omzetplafond geen ruimte laat voor ondersteunend personeel dat wel zorg verleent. Toen [eiser in conventie] de overeenkomst sloot, had hij al ondersteunend personeel in dienst. Uit de overeenkomst in samenhang met het inkoopdocument kan worden afgeleid dat bij de berekening van de hoogte van het omzetplafond wordt uitgegaan van het aantal uren dat de hoofdbehandelaar/zorgverlener werkt. Een zorgverlener wordt gedefinieerd als iemand die eindverantwoordelijk is voor de behandeling. Daaronder valt geen ondersteunend personeel. Bij het sluiten van de overeenkomst was dus al duidelijk dat de werkzaamheden van ondersteunend personeel niet van belang waren voor de hoogte van het omzetplafond. Van een onvoorziene omstandigheid is dan ook geen sprake.
4.40.
Overigens heeft Zilveren Kruis toegelicht waarom de kosten van ondersteunend personeel niet onder het omzetplafond vallen: volgens haar zijn deze werkzaamheden verdisconteerd in de DBC (Diagnose Behandeling Combinatie) die de hoofdbehandelaar bij de zorgverzekeraar in rekening mag brengen. Dit betoog lijkt steun te vinden in de dagvaarding onder 2.1, waarin [eiser in conventie] schrijft dat de vaktherapeute die bij hem in dienst is inhoudelijk zorg verleent in de DBC’s.
4.41.
Nu alle verweren van [eiser in conventie] zijn verworpen, is de slotsom dat Zilveren Kruis [eiser in conventie] kan houden aan de in de overeenkomsten opgenomen omzetplafonds. Vast staat dat [eiser in conventie] het omzetplafond meerdere jaren heeft overschreden. Zilveren Kruis is op grond daarvan tot verrekening en terugvordering overgegaan.
Onverschuldigde betaling/ongerechtvaardigde verrijking
4.42.
[eiser in conventie] voert aan Zilveren Kruis niet tot verrekening of terugvordering mocht overgaan, omdat geen sprake is van onverschuldigde betaling. [eiser in conventie] heeft namelijk zorg verleend aan verzekerden van Zilveren Kruis, de kosten waarvan Zilveren Kruis hoe dan ook moet had moeten vergoeden. Nu vaststaat dat [eiser in conventie] de zorg heeft verleend, is er een rechtsgrond voor de betalingen.
4.43.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Van onverschuldigde betaling is sprake als Zilveren Kruis zonder rechtsgrond een geldsom heeft voldaan aan [eiser in conventie] . Op grond van de overeenkomst 2015 rust op Zilveren Kruis de verbintenis een bedrag van maximaal € 69.153 te vergoeden aan [eiser in conventie] . Dat betekent dat voor het bedrag dat daarboven is vergoed, geen rechtsgrond bestaat. Dat bedrag is dan ook onverschuldigd betaald. Voor 2016 en 2017 geldt een zelfde redenering. Anders dan [eiser in conventie] voorts aanvoert, is Zilveren Kruis daarmee niet ongerechtvaardigd verrijkt. Ook indien zou moeten worden aangenomen dat de gelden bij succesvolle bemiddeling bij een andere zorgverlener terechtgekomen zouden zijn, vindt een mogelijke verrijking van Zilveren Kruis haar grondslag in de zorgovereenkomst; daarin staat immers dat declaraties boven het omzetplafond niet worden vergoed. Een verrijking die haar grondslag vindt in een rechtshandeling is echter niet ongerechtvaardigd.
4.44.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen worden afgewezen.
4.45.
[eiser in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 3.078 (€ 1.992 griffierecht en € 1.086 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II van € 543)). Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in het dictum bepaald.
in reconventie
4.46.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat Zilveren Kruis bevoegd is de overschrijding van de omzetplafonds die zijn overeengekomen over 2016 en 2017 terug te vorderen. Dat betekent dat de vordering tot betaling van een bedrag van € 114.159,60 zal worden toegewezen. Bij de gevorderde verklaring voor recht heeft Zilveren Kruis geen belang, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
4.47.
[eiser in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zilveren Kruis worden begroot op € 543.
Voor een afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat, zoals de rechtbank hiervoor overwoog (zie 4.45) geen grond. De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 3.078, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart het dictum onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser in conventie] om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 114.159,60, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 543, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart het dictum onder 5.4 en 5.5. uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in conventie en reconventie
5.8.
begroot de nakosten op € 246, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 18 november 2020.