3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Het bewijs
De verdachte werkt als docent op de [naam school] in Noordwijkerhout, sinds 2015 met een vast contract.In het schooljaar 2017-2018 was hij leerkracht van groep 4, de groep van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .In het schooljaar 2019-2020 was hij als leerkracht van groep 1 en 2 vanaf augustus/september 2019 docent van [slachtoffer 3] .
De zaak is op de volgende wijze aan het licht gekomen
De moeder van [slachtoffer 1]
Op 9 juli 2020 heeft de moeder van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2009, bij de politie aangifte gedaan van seksueel misbruik van [slachtoffer 1] door de verdachte. De moeder heeft 3 dochters, die alle drie op de [naam school] in Noordwijkerhout zitten. [slachtoffer 1] , de oudste, zit inmiddels in groep 6. In groep 4 was [verdachte] haar meester.
Op 3 juli 2020 hoort de moeder van [slachtoffer 1] voor schooltijd van haar jongste dochter [naam 1] dat zij de dag ervoor in groep 3 was gaan kijken. Zij hoort haar middelste dochter [naam 2] daarop tegen [naam 1] zeggen: “Ik hoop niet dat je naar meester [verdachte] gaat, hij is niet goed”. Op de vraag wat [naam 2] daarmee bedoelt, zegt zij: “Ik weet het niet, moet je aan [slachtoffer 1] vragen”. [slachtoffer 1] zegt vervolgens op 3 juli 2020 tegen haar moeder: “Hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) raakte mij aan, zette zijn hand op mijn kruis en deed zulke dingen met mij”. Na schooltijd gaat het gesprek met [slachtoffer 1] weer verder. [slachtoffer 1] zegt dan: “Hij probeerde met zijn hand bij mijn kruis te komen. Ik duwde iedere keer zijn hand weg”. Als de moeder van [slachtoffer 1] vraagt hoe het is begonnen, vertelt [slachtoffer 1] dat [verdachte] tegen haar had gezegd dat zij niet hoefde te pauzeren en dat hij haar lessen zou geven. Hij zette haar dan op zijn schoot en pakte haar pols vast. Zij zat met haar rug tegen zijn borst. Hij drukte dan met zijn hand tegen haar kruis onder haar broek en dat deed pijn. De moeder van [slachtoffer 1] vraagt wat [verdachte] dan precies deed en [slachtoffer 1] zegt: “Ik weet het niet, maar het deed pijn.” [slachtoffer 1] vertelt ook dat meester [verdachte] zijn hand in de broek van [slachtoffer 1] had gedaan en op haar vagina drukte. De moeder van [slachtoffer 1] vraagt aan [slachtoffer 1] of zij zich ook had uitgekleed, maar zij zegt: “Nee, hij pakte mijn hand en raakte daarmee zijn penis aan onder zijn broek (…)”. [slachtoffer 1] had hem geprobeerd weg te duwen en hem te ontwijken. Maar [verdachte] was sterk en hij pakte haar vast en trok [slachtoffer 1] bij zich. Daarnaast vertelt [slachtoffer 1] dat meester [verdachte] haar borst had vastgepakt en hierin had geknepen. [slachtoffer 1] zegt ook dat zij niet de enige was en dat het ook bij haar vriendinnetje, [slachtoffer 2] was gebeurd. Het gebeurde om de dag, de ene dag bij [slachtoffer 1] en de andere dag bij [slachtoffer 2] , om en om.
Het WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Op 5 juli 2020 voeren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een WhatsApp gesprek. Daarin vraagt [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] of zij nog weet van meester [verdachte] en zegt [slachtoffer 1] dat zij tegen haar ouders over meester [verdachte] heeft verklaard, dat zij naar de directeur van de school gaan en gaan zeggen wat hij deed met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] zegt in het WhatsApp gesprek dat het kindermishandeling is, zoals [slachtoffer 2] eerder ook al zei. Het was volgens [slachtoffer 1] niet hun schuld, omdat hij “groot” is en zij in groep 4 zaten. [slachtoffer 1] ’s ouders hebben gezegd dat ze het gaan oplossen, omdat hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) nog steeds leraar bij groep 2 is en die zo klein zijn, “4 of zo”. [slachtoffer 1] zegt ook dat [slachtoffer 2] niet bang hoeft te zijn, omdat het zijn schuld is en niet die van hun. Zij deden niets en waren “gewoon te klein”. [slachtoffer 2] vraagt [slachtoffer 1] te stoppen met berichten sturen. Daarop vraagt [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] of zij tegen haar ouders durft te zeggen wat hij tegen [slachtoffer 2] deed. [slachtoffer 2] vraagt [slachtoffer 1] nog een keer, dit maal in hoofdletters, om te stoppen met berichten sturen.
De vader van [slachtoffer 2]
Op 9 juli 2020 heeft de vader van [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedag] 2010, bij de politie aangifte gedaan tegen de verdachte ter zake van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer 2] . De vader van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 5 juli 2020 door een oom van [slachtoffer 2] , [naam 3] , werd gebeld met het verhaal dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door een meester van de school zouden zijn betast. De vader wilde het eerst niet geloven, waarna deze oom een WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan hem heeft laten lezen. [slachtoffer 2] wilde thuis niet vertellen waarover ze met [slachtoffer 1] aan het praten was, maar heeft na een tijdje aan haar ouders verteld dat haar meester haar op school, tijdens de lesuren, aan haar lichaam heeft aangeraakt en zijn vingers in haar vagina heeft gedaan. [slachtoffer 2] zei dat de meester haar tijdens de les naar zich toe had geroepen en haar toen had aangeraakt. Hij heeft haar over haar lichaam aangeraakt en daarna zijn vinger in haar vagina gestopt. [slachtoffer 2] vertelde ook dat de meester het ook bij [slachtoffer 1] had gedaan. De vader van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden in groep 4, tussen september 2018 en juli 2019.
De moeder van [slachtoffer 2]
Op 9 juli 2020 heeft de moeder van [slachtoffer 2] tegen de politie verklaard dat alles per toeval naar boven is gekomen via een vriendinnetje uit de klas, dat [slachtoffer 2] aanvankelijk bang was en niets wilde vertellen, dat ze vervolgens keihard begon te huilen en tegen haar ouders heeft gezegd dat ze is aangeraakt door de leraar. Het zou twee jaar terug zijn gebeurd toen zij in groep 4 zat. [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij elke les met haar ging knuffelen en dat hij zijn handen en vingers naar haar edele delen en letterlijk in of naar haar kutje bracht. Hij heeft haar aangeraakt daar en zijn vingers er ook ingedaan. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat het niet alleen zij was maar ook twee andere vriendinnetjes. Een van hen was [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] zit met [slachtoffer 1] in dezelfde klas op de [naam school] , Noordwijkerhout.
De brief van de school
Op 13 juli 2020 is vanuit de [naam school] een brief naar de ouders gestuurd waarin staat dat een signaal bij de school is binnengekomen dat twee jaar geleden een incident heeft plaatsgevonden tussen een medewerker van de school en één of twee leerlingen. Het gaat om een melding van grensoverschrijdend gedrag van een leerkracht naar een leerling.
De moeder van [slachtoffer 3]
Op 23 juli 2020 heeft de moeder van [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 2015, bij de politie aangifte gedaan van seksueel misbruik tegen de verdachte, de meester van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] gaat naar de [naam school] in Noordwijkerhout.
De moeder van [slachtoffer 3] heeft verklaard dat haar dochter heeft verteld dat de meester aan haar plassertje heeft gezeten. In januari (de rechtbank begrijpt: 2020) kwam ze thuis met het verhaal dat de meester aan haar oortje had gesabbeld. De ouders zochten daar niets achter. Op dinsdag 19 mei (de rechtbank begrijpt: 2020) zei [slachtoffer 3] tijdens het avondeten: “Meester [verdachte] zat vandaag aan mijn plassertje”. De ouders vroegen zich af wat ze daarmee moesten. Een week later, op maandag 25 mei, zei [slachtoffer 3] weer onder het avond eten: “Meester [verdachte] zat vandaag weer aan mijn plassertje”. Daarop zocht de moeder van [slachtoffer 3] hulp en kreeg het advies een aantal open vragen te stellen aan [slachtoffer 3] .
De moeder heeft verder verklaard dat [slachtoffer 3] later die avond in detail vertelde wat er was gebeurd. [slachtoffer 3] vertelde dat meester [verdachte] aan haar plassertje had gezeten. Moeder vroeg toen hoe hij dat dan deed. [slachtoffer 3] liet daarop met haar hand zien hoe meester [verdachte] zijn hand had. Zij zag dat [slachtoffer 3] haar wijsvinger en haar middelvinger tegen elkaar aan deed en de andere vingers gespreid waren. Toen maakte zij met haar hand draaiende bewegingen. [slachtoffer 3] zei dat ze in de klas zat aan een tafeltje. [slachtoffer 3] vertelde dat meester [verdachte] toen naast haar kwam zitten tijdens het puzzelen. Ergens in het verhaal vertelde [slachtoffer 3] dat meester [verdachte] tegen haar had gezegd dat “het zo lekker zacht was”. De moeder heeft verklaard dat het haar duidelijk werd dat het hier om het plassertje van [slachtoffer 3] ging. [slachtoffer 3] gaf ook een keer aan dat ze de hand van meester [verdachte] weg heeft geduwd. De moeder hoorde [slachtoffer 3] zeggen: “Hij wil van mij elke dag een knuffel”.
Een week later had de moeder van [slachtoffer 3] een gesprek met Veilig Thuis. De ouders lieten de adviezen die zij kregen van Veilig Thuis nog even rusten. Wel kwam [slachtoffer 3] iedere dag uit school en vermeldde dan dat meester [verdachte] wel of niet aan haar plassertje had gezeten. De ouders vonden het een lastige situatie en besloten het nog even aan te kijken, tot het moment dat de brief van 13 juli 2020 van de school binnen kwam. Toen vroegen zij de school of de brief over de verdachte ging
De brief van Veilig Thuis
In een brief van 22 juni 2020 aan de moeder van [slachtoffer 3] heeft een maatschappelijk werker van Veilig Thuis verslag gedaan van advies op 2 juni 2020 aan de moeder van [slachtoffer 3] , die heeft gemeld dat haar dochter van 4 jaar twee keer is thuisgekomen met het verhaal dat haar meester aan haar plassertje heeft gezeten. De moeder van [slachtoffer 3] weet niet wat zij hiermee moet, wil advies en heeft dat gekregen.
Naar aanleiding van het voorgaande is besloten tot nader onderzoek, wat onder meer heeft geleid tot de studioverhoren van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Het studioverhoor van [slachtoffer 1]
heeft op 24 juli 2020 verklaard dat hij [slachtoffer 1] ‘expres’ ging knuffelen.Op de vraag wie ‘hij’ is, heeft [slachtoffer 1] “meester [verdachte] ” geantwoord.Ze moest op zijn knieën en op hem gaan zitten.Hij zat in een stoel. Hij pakte dan haar hand. Toen ging hij haar duwen en zei: “Ga op mij zitten”. Soms stond ze. Als ze zat, zat ze op zijn benen. Haar gezicht was dan naar de andere kant.
Hij ging aan haar benen ‘alles’ voelen. Hij ging de hele tijd onder. Heel weinig boven. Maar “de meeste, meeste gewoon hier”, bij haar vagina. Hij ging ook onder haar broek. Hij raakte haar vagina aan. Hij begon in de lente/herfst. Toen het bijna zomer was ging hij de hele tijd aan haar voet en hele tijd aan haar vagina. Hij ging “heel strakjes” aan haar been.
Hij ging aan haar vagina. Soms voelde ze pijn, soms goed/normaal. Met zijn hand. Heel vaak met zijn vinger.Hij kriebelde, dan duwde hij hard en dan kriebelen.Hij ging in de vagina en ertussen. Eerst hard knijpen, dan wiebelen.Hij ging hard aan haar handen met één hand en met zijn andere hand in haar vagina.Op de vragen of hij eerst de hand op de broek doet, dan in de broek en daarna in de onderbroek heeft [slachtoffer 1] geantwoord: “Ja”.
Het is vaker gebeurd dan één keer. Het gebeurde in de klas. Eén keer in pauze tijd. Eerst haar vagina, boven de broek. Als ze niets zei ging hij onder de broek.
Hij hield ook haar hand vast en deed het onder zijn broek.Hij pakte haar hand en deed het onder zijn broek. Zij voelde dan een piemel.[slachtoffer 1] denkt dat dat twee keer is gebeurd.Hij deed zijn riem los.Haar hand was onder de onderbroek. Op de vraag hoe die piemel voelde antwoordt [slachtoffer 1] “haren”.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet tegen haar ouders durfde te zeggen dat hij zo tegen hun deed.Met [slachtoffer 2] is hetzelfde gebeurd, maar dan erger. Bij haar gebeurde het langer.Hij ging ook aan haar vagina en “ging ook hij haar handen en piemel
(onverstaanbaar)ja”.
Het studioverhoor van [slachtoffer 2]
heeft op 24 juli 2020 verklaard over meester [verdachte] .Het gebeurde in de klas. Zij was op zijn schoot bij het bureau.Hij deed zijn hand in haar broek. Waar haar buik zit. Bij haar onderbroek. De verbalisant heeft gezien dat [slachtoffer 2] met haar wijsvinger rondjes draait boven haar schaamstreek.Hij deed zijn hand in haar onderbroek. Het is vaker gebeurd dan één keer. Ze zat toen in groep vier en het stopte toen ze naar groep vijf ging. Het gebeurde altijd achter zijn bureau.[slachtoffer 1] ging ook bij meester [verdachte] op schoot ‘en zo’. Ze zag dat hij hetzelfde deed als bij haar. Ze zag hoe hij zijn hand in haar onderbroek stopte. Hij deed het ‘gewoon’ in de klas.Hij zat met zijn hand tussen haar ‘piepa’ (fonetisch).Zij denkt zijn hele hand.
Het studioverhoor van [slachtoffer 3]
heeft op 28 juli 2020 verklaard dat meester [verdachte] aan haar plassertje heeft gezeten, met één vinger. Hij zei dat die ‘het’ heel zacht vond. Zij was toen op school. Het was in de klas. In groep 1.Zij deed zijn hand wegduwen aan haar plassertje en zei: “Stop! Hou op!”. Hij ging elke dag aan haar plassertje. Op de vraag waar haar plassertje zit, wijst zij de voorkant van haar kruis aan.Op de vraag of meester [verdachte] het op of onder haar kleren doet, heeft ze gezegd “onder mijn onderrok”. De verbalisant heeft opgemerkt dat [slachtoffer 3] tijdens het verhoor een rok aanhad.Hij zat op zijn stoel. Zij was aan het puzzelen. Hij zat bij haar achter.Hij heeft “wel duizend keer” aan haar plassertje gezeten.Hij heeft alleen maar aan haar plasser gezeten.
De [getuige]
De [getuige] werkt net zo lang op de [naam school] als de verdachte, op dit moment als intern begeleider. Zij heeft op 22 augustus 2020 als getuige verklaard dat zij hem wel eens heeft aangesproken op hoe hij kinderen vasthield: tussen zijn benen, kinderen hingen over hem heen. Zij heeft hem gezegd: “Kijk uit, je bent een man in het onderwijs”.
De verdachte
De verdachte heeft onder meer verklaard dat hij kinderen knuffels geeft.Dat houdt een omhelzing in.Hij heeft [slachtoffer 1] meermalen geknuffelden [slachtoffer 2] ook een keer.Ook [slachtoffer 3] heeft hij meermalen geknuffeld.Kinderen sprongen ook wel eens op zijn schoot.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt voorop dat het is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt om voor het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat deze voor het bewijs van geen waarde acht. Indien ten aanzien van de betrouwbaarheid van het gebruikte bewijsmateriaal door of namens de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten worden ingenomen dan brengt de motiveringsplicht in de tweede volzin van artikel 359 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering mee dat de feitenrechter zijn beslissing nader motiveert. Deze motiveringsplicht doet echter niet af aan het uitgangspunt dat de selectie en waardering van het beschikbare feitenmateriaal is voorbehouden aan de feitenrechter. Voorts gaat deze motiveringsplicht niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie behoeft te worden ingegaan (vgl. Hoge Raad, 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:452). In de onderhavige zaak is een tweetal deskundigenrapporten ingebracht, te weten een rapport van dr. F.H. Poletiek van 10 november 2020 en een rapport van prof. dr. P.J. van Koppen van 11 november 2020, beide rapporten zijn nadien nog nader aangevuld, die elkaar voor wat betreft de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen op een aantal onderdelen tegenspreken. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om zich een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank zal hierna uiteen zetten op grond van welke overwegingen welke bewijswaarde kan worden toegekend aan de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De ‘disclosure’
De rechtbank acht – anders dan de verdediging – de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voldoende mate betrouwbaar en daarom ook bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank betrekt bij de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen in de eerste plaats de wijze waarop het verhaal over het misbruik door de verdachte naar buiten is gekomen en overweegt daartoe als volgt.
Het is begonnen op 3 juli 2020 bij het middelste zusje van [slachtoffer 1] , die hoopte dat hun jongste zusje niet bij de verdachte in de klas zou komen. Daarop heeft [slachtoffer 1] haar moeder in vertrouwen genomen over hetgeen haar en [slachtoffer 2] twee jaar eerder bij de verdachte in de klas was overkomen. De aanleiding voor het naar buiten brengen van het verhaal komt authentiek en oprecht over.
Dat geldt vervolgens ook voor de wijze waarop het verhaal van [slachtoffer 2] naar buiten is gekomen. Na het ontdekken van de WhatsApp berichten die [slachtoffer 2] had uitgewisseld met [slachtoffer 1] – waarbij zij [slachtoffer 1] tot twee maal toe verzocht te stoppen met het sturen van berichten – wilde [slachtoffer 2] in eerste instantie haar ouders niet vertellen wat er tussen haar en verdachte was voorgevallen. Datzelfde herhaalde zich bij haar eerste studioverhoor.
[slachtoffer 3] is in januari 2020 uit zichzelf tegen haar ouders gaan vertellen over een voorval tussen haar en de verdachte, bij wie zij op dat moment in de klas zat. Enige tijd later kwam zij met het verhaal dat zij door de verdachte aan haar vagina was betast. Vast staat dat de moeder van [slachtoffer 3] hierover op 2 juni 2020 contact heeft gehad met een maatschappelijk werker van Veilig Thuis, dus ruim voordat de verhalen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten waren gekomen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer 3] onmogelijk kan zijn beïnvloed door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelet op de wijze waarop de verhalen chronologisch gezien aan het licht zijn gekomen. De rechtbank acht daarnaast niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar hebben beïnvloed op een wijze die afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen, vanwege de omstandigheid dat [slachtoffer 2] anders dan [slachtoffer 1] zowel ten opzichte [slachtoffer 1] , als ten opzichte van haar ouders, als bij haar eerste studioverhoor moeite heeft openheid van zaken te geven.
Alle drie de meisjes hebben al voor hun studioverhoren een verklaring afgelegd tegenover hun ouders. Deze verklaringen komen steeds op essentiële onderdelen met elkaar overeen. Geen van de drie meisjes heeft tegenover de ouders een wezenlijk ander verhaal verteld dan tegenover de politie. Eventuele contacten die er tussen hen zijn geweest tussen het informeren van hun ouders en het studioverhoor hebben dus niet geleid tot een wijziging van hun verklaring en/of tot ‘collaborative storytelling’.
Ten aanzien van de studioverhoren van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De rechtbank overweegt over de betrouwbaarheid verder nog dat sprake is van drie op zichzelf staande verklaringen van drie meisjes, die afzonderlijk van elkaar zijn verhoord in een studio door daarvoor speciaal opgeleide opsporingsambtenaren. Hun verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet (zij geven een beschrijving van wie, wanneer, hoe en waar), grotendeels gedetailleerd voor zover hun leeftijd dat toelaat en consistent (de kern van hetgeen zij tegen hun ouder(s) hebben gezegd komt overeen met hun verklaring bij de zedenrechercheurs). Bovendien verklaren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] leeftijdsconform en in hun eigen bewoordingen.
In het geval van [slachtoffer 1] is de verklaring bovendien ook zeer uitvoerig. Een authentiek detail uit het studioverhoor van [slachtoffer 1] is bijvoorbeeld dat zij heeft verklaard dat de verdachte tijdens het misbruik de hele tijd naar de deur keek en als hij iemand hoorde lopen – het klappen van de voeten – haar wegduwde en zei: “Ga maar aan het werk” of, tegen de hele klas: “Oké jongens, pak je wisbordjes”.Over de wijze waarop de zaak aan het licht is gekomen heeft [slachtoffer 1] bovendien een verklaring afgelegd die steun vindt in de rest van het dossier.
De verklaring van [slachtoffer 2] komt op een andere manier authentiek en oprecht over. Zij heeft consistent moeite te praten over de gebeurtenissen en was bang dat haar ouders dachten dat het haar schuld was.Niet willen verklaren is, zo heeft deskundige Poletiek uiteengezet, niet ongebruikelijk voor kinderen met seksuele misbruikervaringen. Daarbij komt dat ingrijpende ervaringen waar niets tegen is te doen onder stress fragmentarisch kunnen worden opgeslagen, aldus deze deskundige. Of de verdachte [slachtoffer 2] heeft aangesproken op masturberen in de klas is niet duidelijk geworden. Voor zover dat is gebeurd, is een verband met haar verklaring niet aannemelijk geworden.
Voor [slachtoffer 3] geldt dat, gelet op haar jonge leeftijd en de onbevangenheid waarmee zij haar ouders op de hoogte heeft gebracht en gehouden, niet goed is voor te stellen dat zij haar verhaal heeft verzonnen. [slachtoffer 3] heeft de handelingen die verdachte met haar zou hebben verricht bovendien beschreven in een gesprek met haar moeder en daarbij met haar hand treffend laten zien hoe meester [verdachte] zijn hand hield bij het betasten.
De tijdens de studioverhoren afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn voorts het resultaat van, voor het overgrote deel, open vragen die aan hen zijn gesteld, waarna herhaaldelijk is doorgevraagd naar aanleiding van de gegeven antwoorden. Dat er door de verhoorders ook een aantal suggestieve vragen is gesteld, maakt het oordeel van de rechtbank over de betrouwbaarheid niet anders.
Ook de andere specifieke door de verdediging gebezigde argumenten voor de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] doen niet af aan het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen in de kern authentiek en betrouwbaar zijn en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Dan resteert nog de vraag hoe het mogelijk is dat de verdachte zijn gang heeft kunnen gaan in een vol klaslokaal. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat heel veel kinderen gewoon aan het werk zijnen [slachtoffer 2] heeft verklaard dat niemand in de klas oplette omdat er bijvoorbeeld rekenles was.Volgens deskundige Poletiek was de aandacht van de leerlingen op die momenten dus niet gericht op de leerkracht. Een andere verklaring die deze deskundige heeft gegeven is dat de kinderen in de klas konden wat zij zagen niet goed begrijpen, net zoals [slachtoffer 2] , die in het studioverhoor herhaaldelijk liet weten dat ze geen woorden had voor wat er gebeurde en niet ‘wist’ wat er gebeurde.
Concluderend is de rechtbank, met de deskundige dr. F.H. Poletiek en anders dan de deskundige prof. dr. P.J. van Koppen, van oordeel dat van de verklaringen van de kinderen kan worden uitgegaan en de rechtbank zal deze verklaringen dan ook bezigen tot het bewijs.
Schakelbewijs en ander steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of deze verklaringen – die lijnrecht tegenover de ontkennende verklaringen van de verdachte staan – voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal en dus is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het toegelaten om aan andere soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van schakelbewijs) te gebruiken. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
In het onderhavig geval gaat het om de tenlastelegging van zes zedendelicten, waarbij drie slachtoffers betrokken zijn. Naar het oordeel van de rechtbank vertonen de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , op essentiële onderdelen elkaar ondersteunende overeenkomsten. Uit die verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank een herkenbaar en gelijksoortig patroon, oftewel een modus operandi, in het handelen van de verdachte af te leiden. Die modus operandi van de verdachte kenmerkt zich hierin dat het misbruik steeds gebeurde met een jong meisje uit zijn klas en onder schooltijd plaats had in het klaslokaal van de verdachte en die leerling door middel van een hand in de (onder)broek van de slachtoffers, waarbij sprake was van het betasten van het geslachtsdeel van de slachtoffers terwijl verdachte zich steeds achter de slachtoffers bevond en/of de verdachte het slachtoffer op schoot had.
De rechtbank is – gelet op deze belangrijke overeenkomsten in de verklaringen – van oordeel dat de verklaringen van de meisjes over en weer – middels een schakelbewijsconstructie – als steunbewijs kunnen worden gebruikt voor de feiten 1, 2 en 3.
Verder hebben de verdachte en [getuige] verklaard dat de verdachte in de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschreven periode hun meester was en datzelfde geldt voor [slachtoffer 3] , die de verdachte als docent had op het moment dat zij melding begon te maken van het feit dat hij haar betastte. De verdachte heeft voorts bevestigd dat hij deze drie meisjes heeft geknuffeld, hetgeen zij zelf ook hebben verklaard. Dat knuffelen krijgt naar het oordeel van de rechtbank in het licht van de verdere bewijsmiddelen een seksuele lading. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen beide gegevens in dit geval als steunbewijs worden gebruikt (vgl. Hoge Raad 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117). [slachtoffer 1]
De rechtbank neemt op grond van de omschreven bewijsmiddelen aan dat de seksuele handelingen zoals onder feit 1 ten eerste en ten tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd hebben plaatsgevonden, met uitzondering van hetgeen hieronder niet is bewezenverklaard, nu dit niet of onvoldoende uit de gebezigde bewijsmiddelen is gebleken. Dit gebeurde in de genoemde periode, in Noordwijkerhout, terwijl de verdachte de docent was van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2]
De rechtbank neemt op grond van de omschreven bewijsmiddelen aan dat de seksuele handelingen zoals onder feit 2 ten eerste en ten tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd hebben plaatsgevonden, met uitzondering van hetgeen hieronder niet is bewezenverklaard nu dit niet of onvoldoende uit de gebezigde bewijsmiddelen is gebleken. Dit gebeurde in de genoemde periode, in Noordwijkerhout, terwijl de verdachte de docent was van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 3]
Voor het seksueel binnendringen van [slachtoffer 3] met de hand en/of vinger(s) in de vagina acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, omdat dit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen is gebleken. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 3 ten eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
De rechtbank neemt op grond van de omschreven bewijsmiddelen aan dat de seksuele handelingen zoals onder feit 3 ten tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd hebben plaatsgevonden, met uitzondering van hetgeen hieronder niet is bewezenverklaard, nu dit niet of onvoldoende uit de gebezigde bewijsmiddelen is gebleken. Dit gebeurde in de genoemde periode, in Noordwijkerhout, terwijl de verdachte de docent was van [slachtoffer 3] . Voor de periode voor 1 januari 2020 zal de verdachte (partieel) worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
Nu de verdachte niet van deze feiten zal worden vrijgesproken, overweegt de rechtbank dat zij – anders dan de raadsman (voorwaardelijk) heeft verzocht – geen aanleiding ziet tot het wijzen van een tussenvonnis en het gelasten van een nader onderzoek. De rechtbank is voldoende voorgelicht en nader onderzoek is niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing.
Op 14 juli 2020 is in de woning van de verdachte in Noordwijkerhout een telefoon van het merk Samsung in beslaggenomen.Op deze mobiele telefoon van de verdachte is een afbeelding, te weten een foto, aangetroffen die kinderpornografisch is. De foto met bestandsnaam [bestandsnaam 1] was voor de gebruiker vrij te benaderen. Op de foto is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 9 en 11 jaar oud. Het meisje is zichtbaar vanaf haar middenrif tot de bovenzijde van haar hoofd. Het bovenlichaam van het meisje is naakt. De blote borsten zijn zichtbaar. De foto is gericht op de blote borsten van het meisje.
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak deel afbeeldingen
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde afbeeldingen die zich op zijn telefoon in de ‘thumbnails’ en in de ‘cache’ bevonden. Dit betreffen de drie afbeeldingen met bestandsnamen [bestandsnaam] , [bestandsnaam] en [bestandsnaam] .
De rechtbank overweegt het volgende. Een thumbnail is een kleinere versie van een afbeelding die door een programma of een besturingssysteem automatisch is gegenereerd. Deze afbeeldingen worden door programma's gebruikt om een overzicht te tonen. Thumbnails staan meestal opgeslagen in een speciaal bestandsformaat dat door een gebruiker zonder specifieke kennis niet is te benaderen. Een thumbnail kan achterblijven ook nadat de originele afbeelding is verwijderd.
Een cache bestand is een tijdelijk bestand dat automatisch door een gegevensdrager is gedownload om ervoor te zorgen dat bij een volgend bezoek aan bijvoorbeeld een website deze sneller wordt geladen. Gebruikers hebben geen directe controle over bestanden die in deze map terecht komen.
Hoewel het aantreffen van dergelijke ‘thumbnail’ en ‘cache’ bestanden wel een (sterke) aanwijzing vormt dat de verdachte de ten laste gelegde gedragingen met het betreffende kinderpornografische materiaal heeft gepleegd, bevat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs.
Zo ontbreken onder andere gegevens waaruit blijkt dat de verwachte bewust naar dergelijke afbeeldingen heeft gezocht en hoe vaak dat zou zijn gebeurd en wanneer de afbeeldingen op de mobiele telefoon zijn bekeken dan wel op de gegevensdragers hebben gestaan en in het laatste geval op welke wijze zij daarop terecht zijn gekomen.
Alle feiten en omstandigheden in ogenschouw nemende, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zich via een geautomatiseerd werk toegang heeft verschaft tot deze kinderpornografische afbeeldingen, deze heeft verworven en dat hij opzet had op het bezit daarvan.
De rechtbank zal de verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring van één afbeelding
De rechtbank komt tot een ander oordeel ten aanzien van de tenlastegelegde afbeelding met bestandsnaam [bestandsnaam 1] .
Nu gegevens daarover ook ten aanzien van deze afbeelding ontbreken, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zich via een geautomatiseerd werk toegang heeft verschaft tot deze kinderpornografische afbeelding en dat hij deze afbeelding heeft verworven. Wel kan de rechtbank vaststellen dat hij deze op 14 juli 2020 in zijn bezit had. Aangezien deze foto vrij te benaderen was op zijn telefoon, gaat de rechtbank er vanuit dat hij (minst genomen voorwaardelijk) opzet had op het bezitten van deze afbeelding, in die zin dat hij wetenschap/bewustheid had van deze afbeelding op zijn telefoon, hij beschikkingsmacht daarover had en de aanwezigheid daarvan gewild heeft.
De enkele niet concrete en onderbouwde stellingen dat de verdachte niet als enige toegang heeft gehad tot zijn gegevensdragers en het een ander kan zijn geweest die deze afbeelding op zijn telefoon veroorzaakt heeft, alsmede dat het ongewilde bijvangst zou kunnen zijn van het illegaal downloaden van films, series, ‘extreme sports’ en e-books zijn niet aannemelijk en maken het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode vóór 14 juli 2020 in het bezit is geweest van de kinderpornografische afbeelding. Niet bekend is wanneer de (ongedateerde) afbeelding op de telefoon van de verdachte terecht is gekomen. Verdachte zal daarom (partieel) worden vrijgesproken voor zover dit de ten laste gelegde periode van 29 januari 2018 tot 14 juli 2020 betreft.
Op 14 juli 2020 werd in de woning van de verdachte in Noordwijkerhout een telefoon van het merk Samsung in beslaggenomen.Op deze mobiele telefoon van de verdachte is een afbeelding, te weten een video, aangetroffen die dierenpornografisch is. De video met bestandsnaam [bestandsnaam] stond in de WhatsApp bestanden en was voor de gebruiker vrij te benaderen. Op de video is een volwassen man te zien die op zijn rug ligt. Het blote geslachtsdeel van de man is zichtbaar. Een volwassen vrouw heeft de stijve penis van de man in haar mond. De vrouw gaat met haar mond heen en weer over de stijve penis van de man. Naast de vrouw is de kop van een bruine hond zichtbaar. De hond likt de stijve penis van de man.De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij “het filmpje heeft gezien”.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit het verweer van de raadsman dat de verdachte geen opzet zou hebben gehad op het bezit van de dierenpornografische afbeelding. De rechtbank komt echter tot een ander oordeel. Aangezien de verdachte ter zitting heeft verklaard het filmpje te hebben gezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte in elk geval wetenschap/bewustheid had van de aanwezigheid van het materiaal. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verdachte ook beschikkingsmacht had over het materiaal, nu het voor de verdachte vrij toegankelijk was. Voorts is de enkele stelling van de verdachte dat hij de aanwezigheid van het materiaal niet gewild heeft, onvoldoende om anders te oordelen, omdat de rechtbank vaststelt dat hij er niet voor heeft gekozen de afbeelding, nadat hij met de inhoud van het materiaal bekend was geworden, te verwijderen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank, dat de verdachte wel degelijk opzet had op het bezit van de dierenpornografische afbeelding en acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode vóór 14 juli 2020 in het bezit is geweest van de dierenpornografische afbeelding. Niet bekend is wanneer de (ongedateerde) afbeelding op de telefoon van de verdachte terecht is gekomen. Verdachte zal daarom (partieel) worden vrijgesproken voor zover dit de ten laste gelegde periode van 29 januari 2018 tot 14 juli 2020 betreft.