uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.478 en NL20.481
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], met V-nummer: [V-nummer] , eiser en
[eiseres], met V-nummer: [V-nummer] , eiseres, hierna gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. ten Bosch).
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend na de uitspraak van deze rechtbank zittingsplaats te Roermond van 19 juli 2019 in de zaken NL19.14240 en NL19.14264. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken opnieuw moet beslissen op de aanvragen van eisers. Eisers stellen nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Overwegingen
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank in de uitspraak van 19 juli 2019 genoemde termijn een besluit heeft genomen op de aanvragen van eisers. Eisers stellen daarom nu opnieuw beroep in.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb).
5. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat het vreemdelingenrecht wordt gekenmerkt door complexe juridische kaders en grote belangen van zowel vreemdeling als Staat. Met name het asielrecht onderscheidt zich vanwege de afwijkende regels voor de vaststelling van feiten. Verweerder geeft aan dat de vreemdeling gedurende vier weken in de gelegenheid dient te worden gesteld om een zienswijze uit te brengen op het voornemen om de asielaanvraag af te wijzen. Als er nog geen voornemen is uitgebracht, is er sprake van een situatie dat de naleving van een wettelijke voorschrift ertoe noopt dat een ruimere termijn dan twee weken worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 8:55, derde lid van de Awb. Verweerder geeft daarbij aan dat er nog geen voornemen is uitgebracht of een besluit op de asielaanvraag is genomen. Verweerder zegt zo snel mogelijk te trachtte naar een voornemen dan wel een besluit aan eiseres bekend te maken, een concrete termijn kan hij daarbij niet geven. Als verweerder een voornemen uitbrengt dan zullen eiseres in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken op het voornemen te reageren. Verweerder houdt bovenop deze vier weken rekening met een postweek, voor het geval de zienswijze voor het einde van de vier weken termijn is verstuurd, doch nog niet binnen deze termijn door verweerder is ontvangen. Daarbij zal de intentie bij verweerder liggen om na ontvangst van de zienswijze zo spoedig mogelijk op de aanvraag te beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij tracht te bewerkstelligen dat eisers dan binnen twee weken een beschikking op de asielaanvragen zullen ontvangen. Verweerder meent dat er in het voorgaande aanleiding is om een langere beslistermijn op te leggen en verzoekt de rechtbank om te bepalen dat er een besluit moet worden genomen op de asielaanvragen binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak.
6. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van zestien weken. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 20201, waarin de ABRvS een termijn van zestien weken - gelet op het zogenoemde 8+8 wekenmodel, waarbij verweerder voor het houden van een eerste gehoor een termijn van acht weken hanteert en vervolgens binnen acht weken een besluit neemt - passend acht. De ABRvS heeft daarbij overwogen dat deze termijn ruimte aan verweerder geeft om na het eerste gehoor zorgvuldig onderzoek te doen en tevens verzekert dat de vreemdeling op de voorgeschreven wijze een zienswijze kan indienen. Ook acht de ABRvS van belang dat dit model de vreemdeling zoveel mogelijk duidelijkheid verschaft wanneer hij een besluit kan verwachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak een andere termijn op te leggen en bepaalt de beslistermijn op zestien weken.