ECLI:NL:RBDHA:2020:11855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
NL20.478 & NL20.481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslistermijn en dwangsom in asielprocedure; gegrond beroep wegens niet tijdig beslissen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 augustus 2020, zijn eisers, een vreemdeling en een vreemdelinge, in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de asielaanvragen van eisers, waarbij verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van twee weken een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk gegrond zijn, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen een termijn van zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. Dit is in lijn met de uitspraak van de ABRvS, die een termijn van zestien weken passend acht voor zorgvuldige besluitvorming in asielzaken.

Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Dit is gedaan omdat verweerder eerder al een dwangsom had moeten betalen wegens het niet tijdig beslissen op de aanvragen van eisers. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de niet tijdige besluiten vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.478 en NL20.481
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], met V-nummer: [V-nummer] , eiser en
[eiseres], met V-nummer: [V-nummer] , eiseres, hierna gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. ten Bosch).
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend na de uitspraak van deze rechtbank zittingsplaats te Roermond van 19 juli 2019 in de zaken NL19.14240 en NL19.14264. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken opnieuw moet beslissen op de aanvragen van eisers. Eisers stellen nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Overwegingen
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank in de uitspraak van 19 juli 2019 genoemde termijn een besluit heeft genomen op de aanvragen van eisers. Eisers stellen daarom nu opnieuw beroep in.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb).
5. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat het vreemdelingenrecht wordt gekenmerkt door complexe juridische kaders en grote belangen van zowel vreemdeling als Staat. Met name het asielrecht onderscheidt zich vanwege de afwijkende regels voor de vaststelling van feiten. Verweerder geeft aan dat de vreemdeling gedurende vier weken in de gelegenheid dient te worden gesteld om een zienswijze uit te brengen op het voornemen om de asielaanvraag af te wijzen. Als er nog geen voornemen is uitgebracht, is er sprake van een situatie dat de naleving van een wettelijke voorschrift ertoe noopt dat een ruimere termijn dan twee weken worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 8:55, derde lid van de Awb. Verweerder geeft daarbij aan dat er nog geen voornemen is uitgebracht of een besluit op de asielaanvraag is genomen. Verweerder zegt zo snel mogelijk te trachtte naar een voornemen dan wel een besluit aan eiseres bekend te maken, een concrete termijn kan hij daarbij niet geven. Als verweerder een voornemen uitbrengt dan zullen eiseres in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken op het voornemen te reageren. Verweerder houdt bovenop deze vier weken rekening met een postweek, voor het geval de zienswijze voor het einde van de vier weken termijn is verstuurd, doch nog niet binnen deze termijn door verweerder is ontvangen. Daarbij zal de intentie bij verweerder liggen om na ontvangst van de zienswijze zo spoedig mogelijk op de aanvraag te beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij tracht te bewerkstelligen dat eisers dan binnen twee weken een beschikking op de asielaanvragen zullen ontvangen. Verweerder meent dat er in het voorgaande aanleiding is om een langere beslistermijn op te leggen en verzoekt de rechtbank om te bepalen dat er een besluit moet worden genomen op de asielaanvragen binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak.
6. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van zestien weken. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 20201, waarin de ABRvS een termijn van zestien weken - gelet op het zogenoemde 8+8 wekenmodel, waarbij verweerder voor het houden van een eerste gehoor een termijn van acht weken hanteert en vervolgens binnen acht weken een besluit neemt - passend acht. De ABRvS heeft daarbij overwogen dat deze termijn ruimte aan verweerder geeft om na het eerste gehoor zorgvuldig onderzoek te doen en tevens verzekert dat de vreemdeling op de voorgeschreven wijze een zienswijze kan indienen. Ook acht de ABRvS van belang dat dit model de vreemdeling zoveel mogelijk duidelijkheid verschaft wanneer hij een besluit kan verwachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak een andere termijn op te leggen en bepaalt de beslistermijn op zestien weken.

1.ECLI:NL:RVS:2020:1560

7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder, met een maximum van
€ 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder, ondanks dat eisers al eerder beroepen hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen én verweerder ook al een dwangsom aan eisers heeft moeten betalen van €15.000,-, nog steeds geen beslissingen heeft genomen. De rechtbank beslist dat er nu een sterkere prikkel nodig is en sluit zich daarbij aan bij de uitspraak van 29 juni 2020 van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem2. Deze dwangsom geldt voor eisers gezamenlijk. Verweerder moet wel afzonderlijk op de aanvragen beslissen, maar de beslissingen die moeten worden genomen hangen nauw met elkaar samen3.
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eisers een vergoeding krijgen voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt de, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van de besluiten;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvragen te nemen, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
-veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.

2.ECLI:NL:RBNHO:2020:5887

3 ABRvS 3 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3934).
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
12 augustus 2020
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.