ECLI:NL:RBDHA:2020:11486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
NL20.8751 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslistermijn in asielprocedure en verzet tegen termijnstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een Syrische asielaanvrager tegen de termijnstelling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De asielaanvrager, aangeduid als [opposant], had op 23 september 2019 een aanvraag ingediend, maar er was geen tijdig besluit genomen. De rechtbank had eerder, op 31 augustus 2020, het beroep van [opposant] gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.

In het verzet stelde [opposant] dat de door de rechtbank opgelegde beslistermijn van 8+8 weken niet van toepassing was, omdat zijn zaak onder de werkwijze van de Taskforce viel, die andere termijnen hanteert. De rechtbank oordeelde echter dat de eerder vastgestelde termijn van 8+8 weken terecht was, omdat er nog geen aanvang was gemaakt met de procedure. De rechtbank volgde [opposant] niet in zijn verzoek om af te wijken van het 8+8 wekenmodel en oordeelde dat er geen nieuwe of andere aanknopingspunten waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere buitenzittingsuitspraak in stand bleef. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier, en werd openbaar gemaakt op 10 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8751 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] (hierna: [opposant] ), geboren op [geboortedatum] ,

van Syrische nationaliteit, V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke).

Procesverloop

[opposant] heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) op zijn aanvraag van 23 september 2019 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 31 augustus 2020 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen alsnog een besluit te nemen.
[opposant] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Op 25 september 2020 heeft [opposant] zijn verzet aangevuld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat niet tijdig is beslist op de aanvraag. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 [1] heeft de rechtbank, nu sprake is van een situatie waarin de asielaanvrager nog niet is gehoord en rekening houdend met de naleving van andere wettelijke voorschriften, bepaald dat verweerder binnen een termijn van acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag moet bekendmaken, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend de buitenzittingsuitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De verzetrechter stelt vast dat [opposant] het niet eens is met de door de rechtbank aan de staatsecretaris opgedragen termijn om te beslissen op zijn aanvraag van 23 september 2019. [opposant] stelt dat het 8+8 weken model in zijn zaak niet op gaat, omdat zijn zaak onder de zogenaamde taskforce valt, waarin andere termijnen door verweerder worden gehanteerd dan waarop het 8+8 weken model is gebaseerd. [opposant] meent dan ook dat dit model niet van toepassing is en dat de rechtbank dit ten onrechte heeft toegepast. [opposant] verzoekt de rechtbank dan ook af te wijken van het door de Afdeling voorgestane 8+8 wekenmodel. [opposant] verzoekt het verzet gegrond te verklaren en verweerder alsnog een
beslistermijn van 2 weken op te leggen. De rechtbank heeft [opposant] , noch verweerder hierover ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten. [opposant] verzoekt de rechtbank dan ook het verzet gegrond te verklaren.
4. De verzetsrechter volgt [opposant] hierin niet. De rechtbank heeft in de buitenzittingsuitspraak in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 terecht geoordeeld dat verweerder in deze zaak een beslistermijn van 8+8 weken krijgt, omdat nog geen aanvang was gemaakt met de procedure. Dat [opposant] nu onder de werkwijze van de Taskforce zou vallen maakt dat niet anders. [opposant] heeft daar geen nieuwe of andere aanknopingspunten geboden die tot een ander oordeel zou moeten leiden. Door [opposant] is verwezen naar een brief van 21 september 2020, maar die brief is in deze procedure niet overgelegd. Evenmin valt in te zien waarom de rechtbank [opposant] gelegenheid had moeten bieden om zich over de problematiek rond de beslistermijn uit te laten.
7. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buitenzittingsuitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.