Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres], te [woonplaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
).Dit betekent dat de woning aan de bestemming tot bewoning is onttrokken. Er is dan ook sprake van een overtreding van artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd over de brief van 23 mei 2017 geen aanleiding voor een ander oordeel. De periode van verhuur en bewoning is in dit geval aanzienlijk korter dan de in die brief opgenomen “vuistregel” van vier maanden. Indien, zoals eiseres stelt, geen sprake zou zijn van een beleidsregel, dan betekent dat nog niet dat de verhuur voor een periode van slechts drie weken geen overtreding oplevert. Daarvoor is bepalend dat geen sprake is van voldoende duurzame bewoning in de zin van genoemde jurisprudentie. Niet in geschil is dat eisers beiden overtreder zijn. Verweerder was bevoegd een boete op te leggen.