Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
[werkneemster] (de werkneemster), te [woonplaats] .
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan over een loonsanctie die aan eiseres, een B.V., was opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wegens onvoldoende reïntegratie-inspanningen van de werkneemster. De werkneemster was sinds 29 juli 2016 arbeidsongeschikt door een neurologische infectieuze aandoening en had in de periode daarna beperkte reïntegratie-inspanningen verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster niet in loonvormende arbeid was hervat en dat de Uwv terecht had geconcludeerd dat eiseres niet aan haar reïntegratieverplichtingen had voldaan. Eiseres voerde aan dat de werkneemster geen benutbare mogelijkheden had, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwden dat er wel degelijk mogelijkheden waren voor reïntegratie. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en concludeerde dat de loonsanctie terecht was opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers voor adequate reïntegratie-inspanningen en de noodzaak om medische adviezen kritisch te evalueren.