Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister voor Rechtsbescherming, verweerder
Procesverloop
[B] voor een geslachtsnaamswijziging (hierna: naamswijziging) van haar minderjarige zoon toegewezen.
Overwegingen
kanbesluiten de naamswijziging toe te staan. Volgens eiser heeft verweerder echter niet alle betrokken belangen voldoende (kenbaar) gewogen dan wel had de belangenafweging ertoe moeten leiden dat het verzoek om naamswijziging geweigerd werd.
4.3. De rechtbank overweegt verder dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), onder meer de uitspraak van 4 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1999), blijkt dat verweerder het verzoek om naamswijziging moet beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regelgeving. Daarnaast moet hij, ook in het geval daaraan wordt voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. In dat kader overweegt de rechtbank dat verweerder een aantal vragen aan beide ouders heeft gesteld en vervolgens de antwoorden op deze vragen heeft meegewogen bij de beoordeling, te weten: Is het kind voorgelicht over zijn afkomst? Wat is het effect van de naamswijziging voor de eenheid van naam binnen het gezin? Voert het kind de gevraagde naam in de praktijk en hoe lang al? Wat is de rol van de ouders in het leven van het kind en hoe zijn de contacten tussen het kind en zijn beide ouders? Wordt de bestaande gezinssituatie die door de naamswijziging wordt bevestigd door het kind geaccepteerd en welke effecten heeft de naamswijziging op die gezinssituatie?
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.