Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
7 oktober 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Overwegingen
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet zou voldoen aan artikel 29, eerste lid, onder e, van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019 (de Verordening 2015-2019). Volgens verweerder verkeert eiseres niet buiten haar eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie dat zij binnen drie maanden andere woonruimte behoeft. Hieraan legt verweerder ten grondslag dat eiseres een woning met trappen heeft gehuurd op de tweede etage, ondanks dat zij gezondheidsklachten had en kon weten dat dit tot problemen kon leiden. Voorts is niet gebleken dat eiseres heeft geprobeerd om met haar kinderen in de gezamenlijke woning (waar haar ex-partner woont) te blijven, ondanks dat eiseres gezag heeft over de kinderen en zij hoofdverblijf bij haar hebben. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat de huidige woonsituatie van eiseres verwijtbaar is.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder de Verordening 2015-2019 niet ten grondslag heeft mogen leggen aan het bestreden besluit, nu de wettelijke grondslag van de Verordening 2015-2019 ontbreekt. Voorts voert eiseres aan dat zij buiten eigen schuld in haar problematische woonsituatie is terechtgekomen. Eiseres kon zich destijds niet bij de noodopvang melden om van daaruit te zoeken naar een woonruimte, zoals verweerder haar verwijt, omdat zij op dat moment geen verblijfstitel had en men dan niet wordt toegelaten tot de opvang. Zij was daarom gedwongen de huidige woning aan te nemen. Gelet op het voorgaande is sprake van een motiveringsgebrek aan de zijde van verweerder. Voorts stelt eiseres dat op grond van sociale en medische omstandigheden sprake is van een levens ontwrichtende woonsituatie buiten haar schuld om. Eiseres kan haar kinderen wegens gezondheidsproblemen niet elke keer de trap op krijgen, waardoor de kinderen meerdere dagen per week niet naar buiten mogen. Verweerder had volgens eiseres naar aanleiding van haar medische problemen en de overgelegde stukken de aanvraag verder inhoudelijk moeten onderzoeken. Tot slot is in de woning sprake van lekkage en schimmel waardoor het jongste kind geregeld ziek wordt.
De rechtbank overweegt als volgt.
.5.5. Nu eiseres niet voldoet aan de bovenliggende voorwaarde dat zij buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeert dat zij binnen drie maanden andere woonruimte behoeft, heeft verweerder de aanvraag terecht niet inhoudelijk getoetst aan artikel 29, tweede lid, van de Verordening 2015-2019. De rechtbank komt dan ook niet toe aan hetgeen eiseres hierover heeft aangevoerd in beroep en verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:6).
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2020
.