Eiser heeft niet betwist dat het gaat om een ernstig delict. Voorts heeft verweerder het tijdsverloop sinds de beëindiging van de TBS gering mogen achten. Zo heeft verweerder gesteld dat de TBS maatregel op 7 december 2017 met een jaar is verlengd. De omstandigheid dat eiser sinds mei 2018 zelfstandig woont in een huurwoning in Enschede en zich aan de voor hem gestelde voorwaarden heeft gehouden, doet niet af aan het feit dat ten tijde van het bestreden besluit nog maar een jaar was verstreken. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het recidive-risico kunnen spreken van een ‘wankel evenwicht’. Hoewel in het rapport van psychiater Schouten van 29 november 2018 wordt geconcludeerd dat het recidive-risico laag is, blijkt uit de uitspraak van 28 januari 2020 van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2020:237) dat verweerder deze conclusie niet hoeft over te nemen. Uit het rapport van 8 juli 2015 van psychiater dr. B.A. Blansjaar blijkt dat eiser leidt aan een psychotisch ziektebeeld, met overwaardige, jaloerse en achterdochtige denkbeelden die hij met waanzekerheid beleeft. In het rapport is voorts vermeld: “Ook bij adequate behandeling is de prognose van waanstoornissen zoals die van onderzochte niet heel gunstig. Daarom moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van onvoldoende herstel en een ook op langere termijn verhoogde recidiefkans.” Verweerder heeft vervolgens terecht gesteld dat bij eiser niet is gebleken van een succesvolle behandeling. Uit het Verlengingsadvies ten behoeve van de TBS met voorwaarden van 4 oktober 2018 kan het volgende worden afgeleid. Mede vanwege de taalbarrière is besloten de behandeling vooral te richten op de delict analyse. Het is echter niet gelukt een delict analyse te formuleren, mede vanwege de taalbarrière, maar ook vanwege het gebrek aan ziektebesef en inzicht bij eiser. Er is besloten het accent te leggen op begeleiding gericht op sociale inbedding in de maatschappij. Hoewel de taalbarrière eiser wellicht niet kan worden aangerekend, maakt dit de omstandigheid dat hij geen dan wel niet de gewenste behandeling voor zijn waanideeën heeft gehad, niet anders.
Eiser heeft voorts gesteld dat in de rapporten staat dat eiser zich heeft gehouden aan de voorwaarden, dat hij in rustig vaarwater is gekomen en dat hij zich heeft neergelegd bij de scheiding van zijn echtgenote en daardoor de kans op herhaling niet groot is. Ook blijkt uit de rapportages dat eiser tijdens de TBS niet heeft gehandeld naar zijn waan-overtuiging en dat hij is staat is praktische zaken met hulp van een netwerk te regelen. Daartegenover staat echter in het Verlengingsadvies ten behoeve van de TBS met voorwaarden van de Reclassering van 4 oktober 2018 en in de Pro Justitia rapportage van 24 september 2018 van psychiater Schouten ook dat bij eiser in voor hem stressvolle situaties een vertekening van de realiteit optreedt, waardoor hij paranoïde gekleurde gedachten ontwikkelt die bij aanhoudende spanning zich kunnen ontwikkelen tot wanen. Ondanks dat eiser weinig openheid heeft gegeven, is het volgens Schouten onwaarschijnlijk dat de bestaande waan ‘opeens’ verdwenen zou zijn, wel is duidelijk dat eiser gedurende de behandelperiode hier niet naar heeft gehandeld. Ook is in deze rapportages vermeld dat de kans op herhaling vermoedelijk weer zal toenemen, mocht opnieuw sprake zijn van een relatie waarbinnen eiser vergelijkbare (waan-)ideeën over zijn partner zou krijgen en dat het op eigen initiatief contact zoeken met zijn jongste dochters risico verhogend zal zijn.
De omstandigheid dat de Reclassering en psychiater Schouten het recidive-risico laag achten, omdat eiser zich heeft neergelegd bij de echtscheiding, heeft verweerder onvoldoende mogen achten, nu dit aan de hiervoor vermelde risico’s niet afdoet. Voorts heeft verweerder terecht gewezen op de milieurapportage van 23 juni 2015, die ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek is opgemaakt, waarin is opgenomen dat de ex-echtgenote van eiser heeft gesproken over meerdere mishandelingen door eiser gedurende het huwelijk en dat zijn zoon David heeft aangegeven dat zijn ouders, zolang hij zich kon herinneren, ruzie maakten en dat er sprake was van fysiek geweld. Verweerder heeft terecht gesteld dat de latere verklaring van 8 mei 2019 van David, waarin hij verklaart dat geen sprake was van huiselijk geweld en dat hij geen getuige is geweest, of signalen heeft gezien, dat eiser zijn moeder mishandelde, tegenstrijdig is aan zijn verklaringen ten behoeve van het milieuonderzoek. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat reeds lange tijd sprake is geweest van fysiek geweld.
Gelet op voorgaande en de ernst van het misdrijf heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser, ondanks dat hij maar één keer is veroordeeld, spijt heeft betuigd en verantwoordelijkheid heeft genomen, een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast.