ECLI:NL:RBDHA:2020:10604
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag van een reserve officier en de rechtsgevolgen van bestuursbesluiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een reserve officier, en de Kroon, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Defensie. De eiser ontving op 19 juni 2019 een brief van de staatssecretaris waarin hem met ingang van 1 oktober 2019 eervol ontslag werd verleend. De staatssecretaris gaf aan dat het koninklijk besluit met betrekking tot het ontslag zou worden aangevraagd bij het Bureau Secretaris-Generaal en dat dit na goedkeuring aan eiser zou worden toegezonden. Op 18 juli 2019 verleende de Kroon ook eervol ontslag aan eiser. Echter, bij besluit van 28 mei 2020 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van eiser tegen dit ontslag niet-ontvankelijk.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 19 juni 2019 een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze duidelijk het rechtsgevolg had om het dienstverband van eiser te beëindigen. De rechtbank stelde vast dat eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, waardoor het in rechte vaststond. Eiser voerde aan dat het koninklijk besluit een besluit in de zin van de Awb was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Het koninklijk besluit was een herhaling van het eerdere besluit en had geen ander rechtsgevolg.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser kennelijk ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om tijdig bezwaar te maken tegen bestuursbesluiten om rechtsgevolgen te voorkomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.