ECLI:NL:RBDHA:2020:10524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot verantwoordelijkheidscriteria en humanitaire gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 augustus 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H. Loth, zijn standpunt toegelicht. Eiser voerde aan dat verweerder in het terugnameverzoek aan Italië ten onrechte geen melding had gemaakt van het feit dat zijn partner en kinderen in Nederland verbleven. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat er bijzondere humanitaire gronden waren die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat eiser hierin niet was geslaagd en dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een overdracht aan Italië zouden uitsluiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.