Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2019 in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser, en [naam eiseres] , eiseres, samen eisers,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,gemachtigde: mr. F. Coenen.
Procesverloop
Overwegingen
(…)
3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 volgt dat ook een partnerschapsrelatie grond kan vormen voor verlening van een afgeleide verblijfsvergunning asiel. Daaruit volgt echter niet dat de staatssecretaris in een geval waarin een vreemdeling aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat hij gehuwd is, maar dat huwelijk niet aannemelijk kan maken, ook moet beoordelen of die vreemdeling wel in aanmerking komt voor vergunningverlening indien hij aan zijn aanvraag een partnerschapsrelatie ten grondslag zou hebben gelegd. Anders dan de vreemdeling in haar schriftelijke uiteenzetting heeft gesteld, noopt artikel 4, derde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71) evenmin tot die beoordeling. De vreemdeling heeft zich immers op het standpunt gesteld dat zij gehuwd is, zodat artikel 4, derde lid, van die richtlijn, dat gaat over ongehuwde partners, niet van toepassing is.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;