Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, samen eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in de procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en de eisers, die gezamenlijk optraden. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij de rechtbank eerder in een tussenuitspraak op 24 september 2018 had geoordeeld dat de verweerder gebreken had in zijn besluitvorming. De rechtbank had verweerder de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen, maar verweerder heeft aangegeven hier geen gebruik van te maken. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen uit de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd waarom het bewijs van het huwelijk tussen eiser en eiseres niet werd geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder de kerkelijke huwelijksakte had moeten betrekken bij zijn beoordeling en dat er aanvullend onderzoek had moeten plaatsvinden. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder ten onrechte had afgezien van het horen van de eisers in bezwaar. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.002,- voor de rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.