Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2019 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Van medewerking van eiser is vooralsnog niet gebleken, nu eiser steeds wisselend heeft verklaard over zijn naam en geboortedatum.
Betrokkene verklaart dat zijn gezondheid aan de zwakke kant is. Hij slaapt slecht en voelt zich niet lekker. Betrokkene wil een arts zien. Aan betrokkene is medegedeeld dat hij te allen tijde een beroep kan doen op de FARR arts zolang hij is ingesloten op een politie locatie. Aan betrokkene is ook medegedeeld dat betrokkene te allen tijde een beroep kan doen op het medische team dat aanwezig is op het detentie centrum. Aan de arrestanten afdeling is verzocht een arts te waarschuwen”.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.