ECLI:NL:RBDHA:2019:9693
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [woonplaats]. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Bakker, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op € 443.000 heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2017. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de aanwezigheid van minicontainers en de uitbouw bij naastgelegen woningen een negatieve invloed op de waarde hadden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen in kwaliteit en voorzieningen en dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank verwierp het beroep van eiser, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de door hem gestelde overlast en de vergelijkingen met andere woningen de vastgestelde waarde konden beïnvloeden. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag correct waren vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.