ECLI:NL:RBDHA:2019:9692
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde vaststelling onroerende zaak en bouwfouten in belastingrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen in [woonplaats]. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op € 563.000 had vastgesteld per 1 januari 2017. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat er ernstige bouwfouten waren die de waarde van de woning negatief beïnvloedden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in ligging, kwaliteit en onderhoudstoestand tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder overgelegde matrixberekening, die de waarde van de woning op € 567.764 bepaalde, een redelijke afspiegeling van de markt vormde. Eiser had een lagere waarde van € 482.000 bepleit, maar de rechtbank vond dat de door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank concludeerde dat de bouwfouten die eiser aanvoerde niet ernstig genoeg waren om een lagere waardering te rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.