De rechtbank is, evenals de voorzieningenrechter, van oordeel dat de stelling van eisers dat hun woningen niet aan het Bouwbesluit 2012 voldoen ten aanzien van geluidisolatie hen niet kan baten, omdat dit geen aspect is waarmee verweerder bij de beoordeling van deze aanvraag rekening had moeten houden. In de eerste plaats is immers de geluidbelasting op de gevel van een gebouw bepalend voor de vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Als blijkt dat op de gevel aan de grenswaarden wordt voldaan is er -zeker in geval van nieuwbouw zoals in dit geval- naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om de geluidniveaus in de woningen te onderzoeken, omdat er van mag worden uitgegaan dat de gevelwering tenminste 20 dB(A) bedraagt, zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit 2012. Indien daaraan niet wordt voldaan, zoals blijkt uit het rapport van Post, is hier een taak voor de eigenaar van de woningen weggelegd om dit gebrek te herstellen. Vergunninghoudster heeft ter zitting verklaard dat geconstateerde gebreken op dit punt worden hersteld.
Voorts heeft Post de stelling van Van Kooten dat hij in zijn rapport van 13 augustus 2019 van een niet representatief geluidspectrum is uitgegaan ter zitting niet weersproken. Daarom ziet de rechtbank in het rapport van Post geen aanleiding om de uitkomsten van de rapporten van Van Kooten in twijfel te trekken.
Aangezien uit de aan restaurant MiddenInn verleende exploitatievergunning blijkt dat voor het schenken van alcoholische dranken buiten de openbare inrichting een aparte ontheffing moet worden aangevraagd, waarvan niet gebleken is dat die is verleend, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om het door Post gehanteerde bronvermogen van het stemgeluid van de bezoekers op de terrassen van 70 dB(A) te hanteren. Dat bronvermogen is immers gebaseerd op personen die alcohol drinken of hebben gedronken.
Daarnaast heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank van mogen uitgaan dat het hier om hoofdzakelijk rustige terrassen in een dorpse setting gaat, waarbij gemiddeld één persoon per tafel spreekt. De rechtbank onderschrijft hetgeen Van Kooten hieromtrent in zijn advies van 4 april 2019 en in zijn ter zitting naar voren gebrachte reactie heeft opgemerkt.
Verder is Van Kooten naar het oordeel van de rechtbank in zijn rapporten terecht uitgegaan van hetgeen is vermeld in de aan restaurant MiddenInn verleende exploitatievergunning en niet van de feitelijke bedrijfssituatie van dat restaurant zoals die zich thans voordoet.
Indien de feitelijke situatie ter plaatse niet overeenkomt met hetgeen is vergund, betreft dit naar het oordeel van de rechtbank een handhavingskwestie, die in het kader van de beoordeling van een verleende omgevingsvergunning geen rol kan spelen.