In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan over de vraag of verzoekster, geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats 1], Nieuw-Zeeland, de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoekster, die samen met haar moeder de Nieuw-Zeelandse nationaliteit heeft, stelt dat zij bij geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen via haar vader, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De vader was ten tijde van de geboorte gehuwd met een andere vrouw, maar stond als vader geregistreerd op de geboorteakte van verzoekster. De IND heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de familierechtelijke relatie tussen verzoekster en haar vader niet erkend kan worden onder Nederlands recht, omdat de vader gehuwd was met een andere vrouw op het moment van de geboorte.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juli 2019, waarbij verzoekster en haar advocaat aanwezig waren, evenals mr. drs. C.J. Cappon namens de IND. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een 'de facto relationship' tussen de ouders van verzoekster, wat volgens Nieuw-Zeelands recht gelijkgesteld kan worden aan een huwelijk. De rechtbank oordeelt dat de familierechtelijke relatie tussen verzoekster en haar vader van rechtswege tot stand is gekomen bij haar geboorte, en dat deze relatie erkend kan worden onder Nederlands recht. De rechtbank concludeert dat verzoekster sinds haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit en wijst het verzoek van de IND af.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten niet toegewezen aan de IND. De beslissing is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.