ECLI:NL:RBDHA:2019:8023
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot indienen van stukken
Op 5 augustus 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Simons. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op een procedurele beslissing van de rechter, mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, die het verzoek van de verzoeker om aanvullende stukken in te dienen had afgewezen. De verzoeker stelde dat deze beslissing zijn recht op een eerlijk proces had gefrustreerd, omdat hij pas halverwege de zitting ontdekte dat cruciale stukken niet waren ingediend door zijn voormalige advocaat.
De wrakingskamer overwoog dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking vormen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechter had in haar reactie aangegeven dat zij voldoende geïnformeerd was om een beslissing te nemen en dat het indienen van aanvullende stukken niet nodig was voor een goede instructie van de zaak. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op een schending van de onpartijdigheid van de rechter.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.