2.2.Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder eisers bezwaren tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt daarin dat eiser niet in staat is gebleken voor de dienstreizen een afdoende verklaring te geven waaruit het dienstkarakter van die reizen blijkt. Het gaat om de dienstreizen op
1. vrijdag 14 augustus 2015,
2. vrijdag 28 augustus 2015 tot en met zondag 30 augustus 2015,
3. maandag 31 augustus 2015,
4. vrijdag 11 september 2015,
5. vrijdag 18 september 2015,
6. donderdag 7 april 2016 tot en met vrijdag 8 april 2016,
7. woensdag 4 mei 2016,
8. donderdag 26 mei 2016,
9. vrijdag 27 mei 2016,
10. donderdag 2 juni 2016,
11. maandag 7 juni 2016,
12. vrijdag 10 juni 2016,
13. vrijdag 24 juni 2016,
14. dinsdag 5 juli 2016,
15. zondag 17 juli 2016 tot en met maandag 18 juli 2016 en
16. vrijdag 12 augustus 2016.
Verweerder betrekt daarbij dat eiser heeft gehandeld in strijd met de Gedragscode Defensie, vastgesteld op 23 april 2017 en verder dat eisers gedragingen ook buiten de Defensieorganisatie bekend zijn geworden, doordat de vrouw die de integriteitsmelding heeft gedaan niet werkzaam is bij het ministerie van Defensie. Daardoor is het aanzien van het ambt van militair beschadigd.
Ten aanzien van de vraag of het wangedrag is aan te merken als toerekenbaar wangedrag, heeft verweerder als uitgangspunt genomen dat dit een vraag is naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat uit de medische rapportage van de militair-psychiater niet blijkt dat eiser tijdens zijn handelen het besef van de onjuistheid daarvan zou hebben verloren dan wel niet in staat zou zijn zijn wil te bepalen.
Daarbij stelt verweerder zich op het standpunt dat uit vaste rechtspraak volgt dat problemen op het gebied van middelengebruik op zichzelf niet een verontschuldigende factor vormen bij de beoordeling van de toerekenbaarheid van het wangedrag. Dit is alleen anders indien het overmatig gebruik van middelen moet worden toegeschreven aan een zodanig, niet door die middelen veroorzaakt, psychisch defect, dat de ambtenaar niet meer in staat is zijn wil over zijn middelengebruik in vrijheid te bepalen. Dat daarvan sprake zou zijn blijkt niet uit het adviesrapport van 30 maart 2017.
Uit dat rapport blijkt verder dat mogelijk dissociatieve symptomen – blijkend uit het feit dat eiser aangaf zich niets te kunnen herinneren ten aanzien van een drietal via Tinder gemaakte afspraken – niet mogen worden toegerekend aan een mogelijk bestaande posttraumatische stressstoornis (PTSS) nu deze dissociatieve symptomen kunnen worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel, zoals black-outs en gedrag tijdens een alcoholintoxicatie.
Verder handhaaft verweerder in het bestreden besluit 1 zijn standpunt dat het verleende ontslag evenredig is aan de aard en de ernst van het verweten wangedrag.
Daarbij heeft verweerder enerzijds in aanmerking genomen eisers persoonlijke omstandigheden waaronder de gevolgen van het ontslag relatief kort vóór de datum waarop eiser functioneel leeftijdsontslag zou hebben gekregen en de ingrijpende gebeurtenissen die eiser in zijn privéleven zijn overkomen. Verder staat niet ter discussie dat eiser gedurende vele jaren door hard werken en kwalitatief goede prestaties een uitstekende staat van dienst en een bijzondere reputatie en vertrouwenspositie heeft opgebouwd, waar overigens tegenover staat dat eiser veelvuldig is beloond in de vorm van gratificaties en maatwerkregelingen.
Echter anderzijds betrekt verweerder bij de evenredigheidsafweging dat het wangedrag aan het licht is gekomen door de melding van een vrouw bij het COID over een vermoeden dat een Defensiemedewerker afspraken maakt met vrouwen in de uren dat hij werkzaam moet zijn voor Defensie en daarbij gebruik maakt van dienstvoertuigen.
Verder betrekt verweerder bij de evenredigheidsafweging eisers opstelling in het onderzoek naar wangedrag, waarin eiser zich calculerend heeft opgesteld, niet de waarheid heeft verteld en op andere wijze heeft getracht het onderzoek te belemmeren. Een tekenend voorbeeld daarvan acht verweerder dat eiser zijn diensttelefoon – een iPhone 5C – heeft ingeleverd, waarbij de simkaart was bewerkt met een stomp voorwerp. Daardoor was het onmogelijk de gegevens uit te lezen.
Verder heeft verweerder eisers rang en positie, een luitenant-kolonel die al geruime tijd in het P&O-werkveld werkzaam was, meegewogen.
In de periode dat eiser onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van dienstvervoer, in totaal zestien reizen, heeft eiser zich in het bezit van het dienstvoertuig gesteld via de pool niet-operationeel dienstvervoer (PNOD). In de periode van 13 juli 2015 tot en met 12 augustus 2016 was deze pool nog in een opstartfase en was het mogelijk om vrijwel zonder controle de beschikking te krijgen over een dienstvoertuig. Van eiser mocht worden verlangd dat hij eerlijk, oprecht, betrouwbaar, integer en zorgvuldig met dit systeem zou omgaan, hetgeen hij niet heeft gedaan. Verweerder rekent dit eiser zwaar aan in lijn met eerdere zaken van andere militairen.
De omstandigheid dat eiser op 31 mei 2018 leeftijdsontslag zou zijn verleend, indien het niet tot het onderhavige ontslag zou zijn gekomen, is geen reden om van het strafontslag af te zien. Dit zou erop neerkomen dat eiser vanaf de schorsing per 1 december 2016 tot 1 juni 2018 volledig zou worden bezoldigd zonder een tegenprestatie te leveren. Verweerder stelt voorts in het bestreden besluit 1 dat een ontslag op grond van ziekte niet aan de orde is. De uitkomsten van het toerekenbaarheidsonderzoek rechtvaardigen een ontslag wegens ziekte niet, mede gezien de aard en de ernst van het aan eiser toe te rekenen ernstig wangedrag.