ECLI:NL:RBDHA:2019:7822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
NL19.14479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvragen van Armeense nationaliteit met betrekking tot authenticiteit van documenten en inreisverboden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de opvolgende asielaanvragen van eisers van Armeense nationaliteit. De aanvragen werden niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die inreisverboden voor twee jaar had uitgevaardigd. Eisers, die eerder asiel hadden aangevraagd, stelden dat zij nu nieuwe relevante informatie konden overleggen ter onderbouwing van hun asielrelaas. Dit betrof onder andere een oproep voor verhoor van de schoonmoeder van eiser bij de Armeense autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen relevante nieuwe elementen waren die de opvolgende aanvragen konden onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de authenticiteit van de overgelegde oproep niet was aangetoond en dat de stellingen van eisers onvoldoende waren om de eerdere afwijzingen te herzien. De rechtbank concludeerde dat de inreisverboden niet onterecht waren opgelegd en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.14479 en NL19.14481

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser, en

[naam2], eiseres, mede namens hun minderjarige kinderen
[naam3]en
[naam4]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 20 juni 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard en zijn tegen hen inreisverboden uitgevaardigd voor de duur van twee jaren.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken met nummers NL19.14480 en NL19.14482, plaatsgevonden op 11 juli 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Simonian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum2] en bezitten de Armeense nationaliteit.
2. In januari 2017 hebben eisers voor het eerst asielaanvragen in Nederland ingediend. Nadat tweemaal besluiten tot overdracht van eisers aan de autoriteiten van Italië zijn vernietigd, zijn de asielaanvragen van eisers bij besluiten van 26 maart 2018 afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij zijn de verklaringen van eisers dat zij ongewild zijn betrokken bij drugshandel en dat zij ten gevolge daarvan zijn mishandeld, afgeperst en vervolgd ongeloofwaardig geacht. Deze besluiten staan in rechte vast [1] .
3. In deze zaken gaat het om de opvolgende asielaanvragen van eisers. Eisers houden vast aan het eerder ongeloofwaardig geachte asielrelaas. Eisers stellen dat zij dit relaas nu alsnog kunnen onderbouwen. Daartoe hebben zij onder meer een oproep voor verhoor van de schoonmoeder van eiser bij de Armeense autoriteiten met vertaling en verzendenvelop overgelegd.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de opvolgende asielaanvragen
niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van relevante nieuwe elementen of bevindingen. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 8 maart 2019.
5. Op wat eisers daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Eisers voeren aan dat verweerder de oproep die zij hebben overgelegd ten onrechte niet als relevante nieuwe bevinding heeft aangemerkt. Het Bureau Documenten van verweerder heeft de oproep niet op echtheid kunnen onderzoeken vanwege het gebrek aan referentiemateriaal, maar dit is volgens eisers niet aan hen te wijten. Daarnaast voeren eisers aan dat de oproep alle echtheidskenmerken heeft [2] en dat de oproep hetzelfde uiterlijk heeft als de oproep die zichtbaar is op een internetartikel [3] .
7. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld niet langer tegen te werpen dat de oproep niet is gedagtekend. De vraag of de oproep geen relevante nieuwe bevinding is omdat deze eerder had kunnen worden overgelegd, is daarmee niet langer onderwerp van geschil.
8. Volgens vaste jurisprudentie [4] kan een aan een opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd document pas een relevante nieuwe bevinding zijn als de authenticiteit daarvan is aangetoond en ligt de bewijslast bij de vreemdeling. Dat verweerder aan de vreemdeling tegemoet kan komen door zelf een documentonderzoek te verrichten laat dit onverlet. De rechtbank stelt vast dat eisers de authenticiteit van de oproep niet hebben aangetoond. De omstandigheid dat de oproep op het eerste gezicht de juiste kenmerken lijkt te hebben is daartoe onvoldoende. Anders dan eisers stellen, was er dan ook geen aanleiding voor verweerder om individuele ambtsberichten te laten opstellen.
9. In aanvulling hierop heeft verweerder er terecht op gewezen dat de oproep niet vermeldt om welke reden deze is opgesteld, zodat niet is gebleken dat deze oproep verband houdt met het asielrelaas van eisers. De rechtbank volgt eisers ook niet in de stelling dat verweerder dit ten onrechte niet heeft aangenomen omdat de oproep is gericht aan eisers schoonmoeder. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld niet langer te bestrijden dat de in de oproep genoemde mevrouw [naam5] daadwerkelijk eisers schoonmoeder is. Dit laat echter onverlet dat niet kan worden vastgesteld dat de reden van de oproep verband houdt met het asielrelaas van eisers. De stelling dat de schoonmoeder over eisers strafzaak is bevraagd is daartoe onvoldoende, omdat deze stelling niet kan worden geverifieerd.
10. Daarnaast hebben eisers gewezen op algemene landeninformatie [5] waaruit blijkt dat er georganiseerde misdaad bestaat in Armenië, dat er geweldpleging plaatsvindt tussen criminele organisaties en dat de Armeense autoriteiten werken aan het terugdringen van georganiseerde misdaad en corruptie. Dit kan evenmin dienen als onderbouwing van de authenticiteit van de oproep, dan wel van het in de vorige procedure ongeloofwaardig geachte asielrelaas van eisers.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de oproep terecht niet als relevante nieuwe bevinding heeft aangemerkt.
12. Verder voeren eisers aan dat het tegen hen uitgevaardigde inreisverbod een te ernstige beperking van de bewegingsvrijheid is omdat de gebieden die aan Armenië grenzen grotendeels onveilig zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder hierin in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om van het uitvaardigen van inreisverboden af te zien [6] .
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 26 april 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:5299); Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26 juli 2018 (201803571/2/V1).
2.Zoals omschreven in artikel 205 van het Armeense Wetboek van Strafvordering.
3.The Armenian Times, 29 januari 2015.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2394).
5.Jamestown Foundation, ‘Armenian Governments Takes up Fight Against Corruption and Organized Crime’, 25 juni 2018; US Department of State, ‘Armenia 2017 Crime & Safety Report’, 24 februari 2017.
6.Zoals bedoeld in artikel 66a, achtste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.