Overwegingen
Eiser stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Op 30 december 2018 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit een klein dorp in Eritrea waar hij weinig toekomstperspectief had. Verder is hij een aantal keer mishandeld door een soldaat. Dit vormde voor hem de directe aanleiding om Eritrea op illegale wijze te verlaten. Bij terugkeer vreest hij te worden gerekruteerd voor militaire dienst.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Uit informatie van de Italiaanse autoriteiten is gebleken dat eiser in Italië twee andere geboortedata heeft opgegeven, namelijk [geboortedatum2] en [geboortedatum3]. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registratie in Italië niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Omdat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn bevonden, heeft verweerder eisers asielrelaas niet beoordeeld. Asielmotieven hebben immers slechts betekenis tegen de achtergrond van de herkomst, identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, aldus verweerder.
Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Eiser heeft betoogd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de ambtenaar die het voornemen heeft uitgebracht ook het besluit op de aanvraag heeft genomen. Uit artikel 10:3, derde lid, van de Awb volgt dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Een voornemen is echter niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar vormt een onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. Het bestreden besluit kan daarom ook niet gelijk worden gesteld met een beslissing op bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb.Bovendien stelt de rechtbank vast dat uit het dossier blijkt dat er verschillende ambtenaren bij de beoordeling van eisers asielaanvraag betrokken zijn geweest: de gehoren zijn door verschillende personen afgenomen en hoewel het voornemen en het bestreden besluit inderdaad door dezelfde persoon zijn ondertekend, blijkt uit het dossier dat er bij het opstellen van het voornemen en bestreden besluit nog een andere ambtenaar betrokken is geweest. Voor zover eiser heeft betoogd dat het bestreden besluit op een onzorgvuldige manier tot stand gekomen is, is de rechtbank van oordeel dat daar geen aanwijzingen voor te vinden zijn in het dossier. Deze beroepsgrond faalt.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 30 december 2018 heeft eiser in Nederland asiel aangevraagd en is hij verhoord door de vreemdelingenpolitie. Op 2 januari 2019 is er een aanmeldgehoor afgenomen. Omdat op 30 december 2018 uit het Eurodac-systeem was gebleken dat eisers vingerafdrukken in Italië geregistreerd waren, is zowel door de vreemdelingenpolitie als tijdens het aanmeldgehoor aan eiser gevraagd of hij daar dezelfde persoonsgegevens heeft opgegeven als bij zijn aanmelding in Nederland. Hierop heeft hij bevestigend geantwoord. Anders dan eiser in beroep heeft gesteld, is hij in deze fase nog niet geconfronteerd met de in Italië geregistreerde geboortedata. Dat was ook niet mogelijk, omdat het verzoek om informatie pas op 8 januari 2019 aan Italië is verzonden. Op 15 februari 2019 heeft Italië op dat verzoek gereageerd. Uit de verstrekte informatie blijkt dat eiser op 27 november 2018 zijn vingerafdrukken heeft gegeven toen hij illegaal Italië binnenkwam. Daarbij is als geboortedatum [geboortedatum2] geregistreerd. Vervolgens is eiser in Italië in een opvangcentrum voor niet-begeleide minderjarigen geplaatst, waaruit hij op 17 december 2018 is vertrokken nog voordat hij een asielaanvraag had ingediend. Op 20 december 2018 zijn eisers vingerafdrukken opnieuw afgenomen, ditmaal aan de grens tussen Italië en Frankrijk. Toen is als geboortedatum [geboortedatum3] geregistreerd.
6. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de schouw die door de vreemdelingenpolitie en door de ambtenaar bij het aanmeldgehoor is gedaan, onzorgvuldig was. Deze schouw had daarom geen aanleiding mogen geven tot het opvragen van informatie bij de Italiaanse autoriteiten. Deze beroepsgrond faalt. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt, heeft verweerder op grond van artikel 34 van de Dublinverordeningin het kader van een asielverzoek altijd de mogelijkheid om informatie op te vragen bij een andere lidstaat. Een dergelijk onderzoek kan ook gestart worden zonder dat er twijfel bestaat over de persoonsgegevens die in Nederland worden opgegeven. Wat eiser verder heeft aangevoerd over de zorgvuldigheid van de schouw, behoeft daarom geen bespreking.
7. Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uit mag gaan dat de registratie van een geboortedatum in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het is daarom aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is.Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daar niet in is geslaagd. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit het ambtsberichtblijkt dat ook minderjarigen uit Eritrea wel degelijk over bepaalde documenten kunnen beschikken, zoals een schoolpas, doopakte of een family residence card. Terecht is aan eiser tegengeworpen dat niet is gebleken dat hij enige inspanning heeft verricht om aan documenten te komen, terwijl hij heeft verklaard nog wel contact te hebben met zijn ouders. Vervolgens heeft eiser ook met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat de registratie in Italië onjuist is. Eiser volhardt in zijn stelling dat hij in Italië steeds dezelfde geboortedatum heeft opgegeven als in Nederland. Tijdens het eerste gehoor zijn de registraties in Italië met eiser besproken, maar hij heeft niet kunnen uitleggen hoe het komt dat er twee andere data geregistreerd staan. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser persoonlijk aanwezig is geweest bij de registraties – deze zijn immers gekoppeld aan de afname van vingerafdrukken – en dat eiser heeft verklaard dat er bij de eerste registratie een tolk aanwezig was.
8. Eiser heeft verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 12 juni 2019.In die uitspraak is overwogen dat binnen de Eritrese cultuur verjaardagen niet worden gevierd en zodoende veel Eritreeërs hun geboortedag niet exact weten. De verwijzing naar deze uitspraak kan niet tot een ander oordeel leiden. Eiser stelt immers niet dat hij zijn geboortedatum niet weet, maar stelt geboren te zijn op [geboortedatum] .
Verder heeft eiser in beroep nog kopieën van twee documenten overgelegd. Eiser stelt dat dit kopieën van de identiteitskaarten van de ouders zijn, maar omdat de stukken niet vertaald zijn, kan de rechtbank dat niet controleren. Bovendien kan eiser met identiteitskaarten van zijn ouders niet zijn eigen identiteit aannemelijk maken.
9. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser opgegeven identiteit niet geloofwaardig is. Verweerder hoefde eisers asielmotieven daarom niet te beoordelen, omdat deze – zoals verweerder terecht heeft overwogen – slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de herkomst, identiteit en nationaliteit van de vreemdeling.Dit betekent dat eisers betoog dat zijn vrees voor militaire dienst ten onrechte niet als relevant element is benoemd en beoordeeld, faalt.
10. De asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Zoals hiervoor is overwogen, heeft eiser geen goede verklaring kunnen geven voor het feit dat er drie verschillende geboortedata voor hem geregistreerd staan. Dat betekent dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser valse informatie heeft verstrekt over zijn identiteit, zodat artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw van toepassing is.
10. Eiser heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die de rechtbank op 12 juni 2019 heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.Deze vragen gaan, kort gezegd, over het opleggen van een terugkeerbesluit aan niet-begeleide minderjarigen. Nu in het geval van eiser niet is komen vast te staan dat hij minderjarig is, bestaat er geen aanleiding om de beantwoording van deze vragen af te wachten. Het verzoek wordt afgewezen.
12. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM.Ook deze beroepsgrond faalt. Verweerder heeft in het voornemen opgemerkt dat hij in de door eiser aangevoerde informatie geen aanleiding heeft gezien om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen. Eiser heeft daar in de zienswijze niet inhoudelijk op gereageerd en ook in beroep is niet aangegeven om welke reden eisers uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM.
13. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.