Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[naam verzoeker] , verzoeker,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
uridisch kader
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank had eerder het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had deze uitspraak bekrachtigd. De verzoeker voerde aan dat hij aangifte wilde doen van mensenhandel en dat hij niet kon worden overgedragen aan Italië voordat hij deze gelegenheid had gekregen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de overdracht aan Italië rechtmatig was, ondanks de wens van de verzoeker om aangifte te doen. De voorzieningenrechter stelde vast dat Italië zijn verplichtingen zal nakomen en dat de verzoeker in Italië in de gelegenheid zal worden gesteld om aangifte te doen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het belang van de correcte uitvoering van de Dublinverordening zwaarder woog dan het belang van de verzoeker om in Nederland aangifte te doen.