ECLI:NL:RBDHA:2019:7222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige verlenging van de maatregel van bewaring van een asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de maatregel van bewaring van een asielzoeker. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 29 maart 2019 en verlengd op 20 juni 2019. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft tegen deze verlenging beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring ten onrechte was verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank oordeelde dat de nationale wetgeving geen grondslag biedt voor de vrijheidsontneming van asielzoekers gedurende de rechtsmiddelentermijn. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 22 mei 2019 geoordeeld dat de maatregel van bewaring tot dat moment rechtmatig was, maar dat de verlenging niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring met ingang van heden opgeheven en een schadevergoeding van € 2.240,- toegekend aan de eiser voor de onrechtmatige bewaring van 28 dagen. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 512,-, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.