ECLI:NL:RBDHA:2019:7030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
09/031313-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Peruaanse verpleegster voor drogeren en diefstal met geweld

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een Peruaanse verpleegster, die werd beschuldigd van het drogeren en bestelen van een man. De verdachte had op 5 februari 2019 in Gouda een afspraak gemaakt met het slachtoffer via Tinder. Tijdens deze afspraak heeft zij het slachtoffer Clonazepam toegediend, waardoor hij in een diepe slaap viel. Vervolgens heeft zij goederen van het slachtoffer, waaronder 30 euro en een creditcard, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, aangezien zij een aanzienlijke hoeveelheid Clonazepam bij zich had en het voornemen om te stelen al eerder had genomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen het vertrouwen van het slachtoffer had geschaad, maar ook zijn gezondheid ernstig in gevaar had gebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 380,00 toegewezen aan het slachtoffer, ter dekking van de kosten die hij had gemaakt als gevolg van de mishandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/031313-19
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Kampen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. M.G. Vos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 5 februari 2019 te Gouda een geldbedrag van ca 30 euro, althans enig geldbedrag en/of een (auto)sleutel en/of een creditcard/Mastercard en/of een pinpas ( [bank] ) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door schadelijke stoffen (Clonazepam) toe te dienen aan die [slachtoffer] ;
2.
zij op of omstreeks 5 februari 2019 te Gouda , in elk geval in Nederland opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade de gezondheid van [slachtoffer] , heeft benadeeld, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg schadelijke stoffen (Clonazepam) toe te dienen aan die [slachtoffer] .

3. Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van de onder feit 2 ten laste gelegde voorbedachte raad.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Gezien de chronologische volgorde van de feiten zal de rechtbank eerst ingaan op de mishandeling met voorbedachte raad en daarna op de diefstal met geweld.
Ten aanzien van de mishandeling met voorbedachte raad (feit 2)
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij op 5 februari 2019 op het terras van [café] in Gouda in het drankje van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) opzettelijk drie pillen Clonazepam heeft gedaan. Dat de verdachte op de hoogte is geweest van de schadelijke werking voor de gezondheid van dit geneesmiddel blijkt uit haar eigen verklaring en uit het rapport Toxicologisch onderzoek in het bloed van [slachtoffer] zoals opgesteld door het NFI. [2] Om die reden acht de rechtbank dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte - gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging - hierbij heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Anders dan de verdachte heeft verklaard gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte al voordat zij samen met [slachtoffer] op terras zat, het besluit heeft genomen om aan [slachtoffer] Clonazepam toe te dienen. De rechtbank baseert dit op het volgende.
Allereerst acht de rechtbank van belang dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid pillen Clonazepam bij zich had. Bij de aanhouding van de verdachte zijn in haar zakken en onder de bovenste rand van haar onderbroek in totaal 22 pillen Clonazepam aangetroffen. [3] In de koffer en rugtas van de verdachte zijn nog eens 70 pillen Clonazepam aangetroffen. [4] De verdachte heeft zelf verklaard dat zij dagelijks drie pillen Clonazepam slikt en dat zij die dag nog maar één pil Clonazepam mocht slikken. [5] Uit dit alles leidt de rechtbank af dat de verdachte een veel grotere hoeveelheid pillen Clonazepam bij zich had dan haar eigen dagelijkse gebruik rechtvaardigt. Als daarbij ook nog acht wordt geslagen op de ongebruikelijke en heimelijke plek waar de pillen zijn aangetroffen, dan rechtvaardigt dit het oordeel dat de verdachte deze hoeveelheid pillen bij zich had met het doel om [slachtoffer] of een ander te drogeren. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verdachte zich er op dat moment niet van bewust was hoeveel pillen zij bij zich had, zoals zij zelf heeft verklaard. Daar komt bij dat de verdachte volgens haar eigen verklaring slechts zeven dagen in Nederland zou verblijven en zij drie pillen per dag mag gebruiken, zodat het hoge aantal pillen die zij bij zich droeg ook hierdoor niet kan worden verklaard.
Verder is de beweegreden van de verdachte van belang. Zij heeft verklaard dat zij drie pillen in het drankje van [slachtoffer] heeft gedaan met het doel om hem geld afhandig te maken. [6] Nu zij meer pillen bij zich had dan noodzakelijk voor haar eigen gebruik, gaat de rechtbank ervan uit dat zij het voornemen om geld te stelen al had op het moment dat zij deze pillen bij zich stak. Dat de verdachte pas op het terras had besloten om geld van [slachtoffer] te stelen omdat zij een slaapplek nodig had in Nederland, zoals zij ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank onaannemelijk. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij in de auto onderweg naar Gouda al met de verdachte heeft afgesproken dat zij twee dagen bij hem zou kunnen verblijven.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de parkeergarage in Gouda daadwerkelijk van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om de pillen mee te nemen naar het terras. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte, nadat [slachtoffer] zijn auto had geparkeerd in de parkeergarage en zelf al was uitgestapt, nog ongeveer vijf minuten met haar rugzakje zat te rommelen en dat hij dit lang vond duren. [7] Bij de aanhouding van de verdachte zijn in haar zakken en onder de bovenste rand van haar onderbroek in totaal 22 pillen Clonazepam aangetroffen. [8] In de rugzak van de verdachte zijn later twee strips van 10 pillen Clonazepam aangetroffen. [9] De rechtbank leidt uit dit alles af dat de verdachte deze pillen bij zich heeft gestoken terwijl zij in de auto zat en [slachtoffer] al was uitgestapt.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat er voldoende momenten zijn geweest waarop de verdachte haar plannen had kunnen wijzigen. De verdachte is met [slachtoffer] van de parkeergarage naar de Markt in Gouda gelopen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij vervolgens wat door het centrum zijn gaan lopen en dat de verdachte foto’s heeft gemaakt van het stadhuis voordat zij op het terras van [café] gingen zitten. [10] Daaruit blijkt dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over de gevolgen van haar besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte het besluit om de pillen in het drankje van [slachtoffer] te doen, op zijn minst genomen al in de parkeergarage, zo niet al eerder, heeft gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 5 februari 2019 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer] door hem de schadelijke stof Clonazepam toe te dienen.
Ten aanzien van de diefstal met geweld (feit 1)
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de pillen Clonazepam in het drankje van [slachtoffer] heeft gedaan met de bedoeling om hem geld afhandig te maken. Uit zijn portemonnee heeft zij 30 euro contant en een creditcard weggenomen. [11] De verdachte ontkent dat zij een autosleutel en een [bank] bankpas heeft weggenomen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat er van zijn [bank] bankrekening om 22:21 uur € 33,30 is afgeschreven, om 22:26 uur € 8,80 en om 22:36 uur € 4,40. Van deze drie pin-transacties weet hij niets meer. [12]
[getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte een aantal maal heeft afgerekend met de pinpas van [slachtoffer] . Zij zag dat [slachtoffer] eerst zijn eigen pincode probeerde in te toetsen en dat dit hem niet lukte omdat hij de controle over zijn armen, handen en vingers kwijt was. Zij hoorde vervolgens de verdachte aan [slachtoffer] vragen wat zijn pincode was, dat [slachtoffer] de pincode gaf waarna de verdachte betaalde met de pinpas van [slachtoffer] . [13]
In de jaszak van de verdachte is door de politie een [bank] bankpas aangetroffen op naam van [slachtoffer] . [14]
Conclusie van de rechtbank
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen en op grond van de met betrekking tot feit 2 genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 30 euro contant geld, een mastercard en de [bank] bankpas van [slachtoffer] heeft weggenomen, welke diefstal vooraf is gegaan van het toedienen van de schadelijke stof Clonazepam aan [slachtoffer] . Nu uit het dossier blijkt dat een collega van [getuige] samen met de verdachte naar de autosleutel heeft gezocht en dat die collega de sleutel hierna aan de verdachte heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van wederrechtelijk toe-eigenen van de autosleutel. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op 5 februari 2019 te Gouda een geldbedrag van 30 euro, en een creditcard/Mastercard en een pinpas ( [bank] ), toebehoorde
aan[slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door schadelijke stoffen (Clonazepam) toe te dienen aan die [slachtoffer] ;
2.
op 5 februari 2019 te Gouda , opzettelijk en met voorbedachte
nrade de gezondheid van [slachtoffer] , heeft benadeeld, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg schadelijke stoffen (Clonazepam) toe te dienen aan die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 september 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10773, waarin aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk is opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte het zwaar heeft in detentie nu zij geen behandeling krijgt voor haar psychiatrische problemen en zij haar minderjarige dochter en familie in [land] erg mist. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft onder valse voorwendselen met het slachtoffer afgesproken via [datingsite] en hem middelen toegediend waardoor hij uiteindelijk in een diepe slaap terecht is gekomen. Terwijl het slachtoffer langzaam de controle over zijn lichaam verloor heeft de verdachte 30 euro contant geld, een pinpas en een mastercard uit de portemonnee van het slachtoffer weggenomen. Het slachtoffer is na het incident in het ziekenhuis opgenomen, waar hij pas de volgende dag wakker werd. Uiteindelijk heeft het slachtoffer anderhalve dag in het ziekenhuis gelegen en kan hij zich niets meer herinneren van het incident.
De verdachte heeft niet alleen misbruik gemaakt van de door de verdachte zelf veroorzaakte kwetsbaarheid van het slachtoffer, maar ook op ernstige wijze diens vertrouwen beschadigd. Het handelen van de verdachte levert een grove schending van de privacy en het gevoel van veiligheid op. Daar komt bij dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat de verdachte eerder al aan meerdere mannen het middel Clonazepam heeft gegeven om zo goederen van die mannen te kunnen wegnemen. Daarnaast heeft de verdachte de gezondheid van het slachtoffer ernstig in gevaar gebracht door hem te drogeren. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij aan het slachtoffer bewust een aantal pillen tegelijk heeft gegeven, zodat zij zeker wist dat het slachtoffer weerloos en niet meer aanspreekbaar zou zijn. In het bloed van het slachtoffer is een bijna giftige waarde van het schadelijke middel Clonazepam aangetroffen. Het is niet aan de verdachte te danken dat er voor het slachtoffer tijdig medische hulp is ingeschakeld en hij op de juiste manier is geholpen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij al jarenlang last heeft van depressies en angstaanvallen, waarvoor zij ook behandeling krijgt in [land] . Ook heeft zij een minderjarige dochter en haar ouders voor wie zij in [land] moet zorgen.
Strafmaat
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij let de rechtbank op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op eerdere jurisprudentie van deze rechtbank. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 15 maanden. Daarmee wijkt de rechtbank enigszins af van de eis van de officier van justitie, omdat die naar het oordeel van de rechtbank hoger is dan de straf die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake een vordering tot schadevergoeding van € 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De vordering strekt tot vergoeding van zowel materiële- als immateriële schade, en bestaat uit de volgende kostenposten:
  • opname pinpas € 40,00;
  • kosten eigen risico ziekenfonds € 380,00;
  • immateriële schade € 300,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Ten aanzien van de post ‘kosten eigen risico ziekenfonds’ heeft de officier van justitie opgemerkt dat, hoewel de onderbouwing hiertoe ontbreekt, als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen dat er eigen risico moet worden betaald. Nu de kosten vroeg in het kalenderjaar zijn gemaakt is het niet aannemelijk dat het slachtoffer het eigen risico al heeft verbruikt. Tevens heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de opname met de pinpas, niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd nu niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij zijn eigen risico al heeft verbruikt. Ook ten aanzien van de immateriële schade is de vordering onvoldoende onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post opname pinpas, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Deze post ziet kennelijk op de rekening van het café. De rechtbank kan niet vaststellen dat dit daadwerkelijk schade is die de benadeelde partij heeft geleden. Nu het ging om een date en de verdachte zelf geen geld bij zich had, lag het voor de hand dat de benadeelde partij deze rekening sowieso al zou betalen. Daarmee is dit onderdeel van de vordering onvoldoende onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel de vordering ten aanzien van de post eigen risico ziekenfonds niet is onderbouwd, is deze post naar het oordeel van de rechtbank wel toewijsbaar. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij twee dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en het is een feit van algemene bekendheid dat hiervoor eigen risico moet worden betaald. Het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden op 5 februari 2019, dus in het begin van een nieuw jaar, waardoor het niet aannemelijk is dat het eigen risico reeds was verbruikt door andere zorgkosten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, hoewel begrijpelijk dat door de benadeelde partij schade is geleden, deze post afwijzen, nu het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 380,00. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 februari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en zij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 380,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 301, 304 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 380,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 380,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Peet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda , met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 122).
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2019 en een geschrift, te weten een rapport van het NFI Toxicologisch onderzoek in het bloed van [slachtoffer] met zaaknummer 2019.03.097 van 2 mei 2019, opgesteld en ondertekend door [naam] , apotheker – toxicoloog.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, blz. 32 en proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, blz. 34.
4.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen medicijnen in koffer verdachte van 7 februari 2019, blz. 46.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2019.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2019.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 7 februari 2019, blz. 29.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, blz. 32 en proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, blz. 34.
9.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen medicijnen in koffer verdachte van 7 februari 2019, blz. 46.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 7 februari 2019, blz. 28.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2019.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 7 februari 2019, blz. 29.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 6 februari 2019, blz. 49.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, blz. 32.