Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eiser,
gedaagde,
1.De procedure
2.Rechtsoverwegingen
“welke naar hun aard zijn bestemd om te werken na de beëindiging van de samenleving”.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.P.R.M. Dekker, heeft de naamloze vennootschap AEGON Levensverzekering N.V. als gedaagde partij aangeklaagd, met [belanghebbende] als tussenkomende partij. De procedure volgde op een tussenvonnis van 22 januari 2019, waarin werd bepaald dat [belanghebbende] moest worden opgeroepen om in het geding te verschijnen. Na de oproep heeft [belanghebbende] verweer gevoerd en aanspraak gemaakt op het bijzonder partnerpensioen, ondanks de beëindiging van de relatie met eiser.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de inhoud van de samenlevingsovereenkomst tussen eiser en [belanghebbende] geanalyseerd, met name artikel 18, dat betrekking heeft op de aanspraak op partnerpensioen. De discussie tussen partijen draait om de vraag of deze bepaling ook na de beëindiging van de samenleving van toepassing blijft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen expliciete bepaling is die aangeeft dat de aanspraak op partnerpensioen vervalt bij beëindiging van de relatie. Dit leidt tot de conclusie dat [belanghebbende] recht heeft op het bijzonder partnerpensioen, aangezien zij nooit op de juiste wijze afstand heeft gedaan van haar aanspraak.
De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in notariële akten en de bescherming van de rechten van partijen, zelfs na beëindiging van een relatie.