Uitspraak
Beschikking op het op 7 mei 2018 ingekomen verzoekschrift van:
[X] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
Feiten
- Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1954 in het district Suriname, dat tot 25 november 1975 deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden.
- Verzoekster verkreeg ingevolge de Wet op de Nationaliteit en het Ingezetenschap (WNI) bij geboorte de Nederlandse nationaliteit.
- Op 25 november 1975 werd Suriname onafhankelijk en trad de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname (TOS) in werking.
- Verzoekster heeft van 26 april 1974 tot 11 juni 1999 onafgebroken in Nederland gewoond.
- Omdat verzoekster op 25 november 1975 meerderjarig was en in Nederland verbleef, verkreeg zij niet ingevolge de TOS van rechtswege de Surinaamse nationaliteit en behield zij de Nederlandse nationaliteit.
- Verzoekster is op 19 december 2001 teruggekeerd naar Suriname met gebruikmaking van de voorzieningen van de Remigratiewet.
- Verzoekster is door de Sociale Verzekeringsbank per brief van 12 februari 2002 ervan op de hoogte gesteld dat de Remigratiewet haar verplichtte zo spoedig mogelijk na aankomst in Suriname een verzoek tot naturalisatie in te dienen, waarvan zij binnen drie maanden een ontvangstbevestiging moest overleggen. Bij gebreke daarvan zou de remigratie-uitkering worden geschorst.
- Aan verzoekster is bij resolutie van 30 april 2004 van de President van Suriname de Surinaamse nationaliteit verleend. In deze resolutie is verzoekster er op gewezen dat deze resolutie kon worden ingetrokken indien verzoekster zou nalaten om na haar naturalisatie al het mogelijke te doen om haar vorige nationaliteit te verliezen.
- De Nederlandse ambassade te Paramaribo heeft verzoekster bericht dat zij de Nederlandse nationaliteit had verloren ingevolge artikel 15 lid 1 onder a Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Het op 19 januari 2000 aan verzoekster afgegeven Nederlandse paspoort is ongeldig gemaakt.
- Op 5 november 2015 heeft verzoekster bij de Nederlandse ambassade te Paramaribo een aanvraag om een Nederlands paspoort ingediend.
- Deze aanvraag is bij beschikking van 13 november 2015 afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster geen bezwaar ingediend.
Beoordeling
‘(…) het betoog van [appelante] dat het buiten haar macht lag om binnen die periode een Nederlands reisdocument dan wel verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap aan te vragen kan haar niet baten, reeds omdat artikel 16 van de RWN de minister geen ruimte voor een belangenafweging laat. (…)’