[eiser] vordert na wijziging van eis – zakelijk weergegeven – de Staat te gebieden:
I – primair:
i. het dossier van het OM te complementeren door toezending van de in eerste aanleg in kort geding gewezen vonnissen van 17 april 2019 en 21 december 2018, onder vermelding dat tegen dit laatste vonnis door de Staat beroep is ingesteld, maar dat inmiddels door de Staat is besloten in dit vonnis te berusten;
ii. het OM te wijzen op het rapport Verlofpraktijk [de kliniek] uit 2015;
iii. aan het OM een verslag van bevindingen te doen toekomen met daarin het verzoek aan het OM om te adviseren over de volgende onderwerpen:
a) de omstandigheid dat ten tijde van de oplegging van een levenslange gevangenisstraf een dergelijke straf niet letterlijk levenslang was en het OM destijds daarvan dan ook niet is uitgegaan, onder verwijzing naar de rechtelijke overwegingen en de van het dossier deel uitmakende brief van de Officier van Justitie van destijds;
b) de betekenis toe te kennen aan de 2001-afspraken;
c) de omstandigheid dat de 2001-afspraken moeten worden bezien tegen de achtergrond van de omstandigheid dat ten tijde van de strafoplegging in 1984 – en ook nog in 2001 – een levenslange gevangenisstraf niet als letterlijk levenslang werd opgevat;
d) de omstandigheid dat de beleidswijziging, inhoudende dat levenslang als letterlijk levenslang diende te worden beschouwd, dateert van ongeveer vijf jaar na totstandkoming van de 2001-afspraken en ongeveer 22 na de strafoplegging;
e) de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad over de betekenis die moet worden gehecht aan artikel 3 EVRM bij de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf;
f) de omstandigheid dat de verloven van [eiser] sinds 2002 incidentloos zijn verlopen;
g) de vraag of, in het licht van voorgenoemde aspecten, met de verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf nog enig redelijk doel wordt gediend, meer in het bijzonder of naar het oordeel van het OM nog ruimte bestaat voor verdere vergelding in het licht van de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad, en zo ja, waarom;
h) de vraag of, als voormelde vraag bevestigend wordt beantwoord, de tenuitvoerlegging van de levenslange vrijheidsstraf in de vorm van transmuraal verlof, strijd oplevert met artikel 7 EVRM;
i) de vraag of, in het licht van het reclasseringsadvies, naar het oordeel van het OM ingeval van gratieverlening niettemin aanleiding bestaat voorwaarden op te leggen en zo ja, op welke grond;
I – subsidiair:
aan het OM aanvullende documentatie en een verslag van bevindingen te doen toekomen, door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, onder de bepaling dat de kliniek en de advocaat van [eiser] gelijktijdig afschrift moet worden verstrekt van het verslag van bevindingen, onder opgave van de aanvullende documentatie die aan het OM is verstrekt;
II:
te bewerkstelligen dat uiterlijk op dinsdag 18 juni 2019, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, in overeenstemming met de 2001-afspraken tripartite overleg plaatsvindt met (een vertegenwoordiger van) de kliniek en de advocaat van [eiser] over:
a) de betekenis die moet worden toegekend aan het Evaluatieverslag;
b) de te volgen handelwijze ingeval van (voorwaardelijke) gratieverlening;