1.2.Een op 11 maart 1998 ingediend gratieverzoek is aanleiding geweest voor een onderzoek naar eiser en een advies hem te laten opnemen in een tbs-kliniek. Overleg tussen de toenmalige Minister van Justitie (hierna: de Minister) en het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. Henri van der Hoevenkliniek (hierna: de kliniek) heeft geleid tot een memo van de Staat van 9 juli 2001. Voor zover hier van belang vermeldt het memo:
“Deze kliniek is bereid tot opname, mits er op voorhand duidelijkheid wordt geboden over de haalbaarheid van een resocialisatietraject in relatie met het omzetten van de levenslange gevangenisstraf in een eindige gevangenisstraf middels gratie.
(...)
Afspraken rond beëindiging van de behandeling
Algemene behandelingsstrategie van de kliniek is behandeling met het oog op verantwoorde terugkeer in de samenleving. De kliniek heeft geen “bewaarfunctie”.
Wanneer mocht blijken dat behandeling – om wat voor redenen dan ook – onvoldoende doel treft, zal terugplaatsing naar het gevangeniswezen onvermijdelijk zijn.
(...)
Horizonbepaling gratieprocedure
Uitgaande van de optie dat behandeling succesvol verloopt en er sprake is van een gunstige prognose voor wat de terugkeer in de samenleving betreft, is tijdige indiening van een gratieverzoek een belangrijk punt van aandacht. Er kunnen zich binnen deze optie twee situaties ontwikkelen, die ieder afzonderlijk de inhoud van het gratieverzoek kunnen beïnvloeden:
1. De behandeling (intra- dan wel transmuraal) nadert haar voltooiing waarbij het van belang blijft de inbedding in de samenleving zodanig in te richten dat betrokkene de dwang blijft voelen om daaraan maximale medewerking te verlenen.
2. De behandeling (intra- dan wel transmuraal) is zodanig progressief verlopen dat betrokkene voldoende gemotiveerd is aanwijzingen te volgen die de gewenste inbedding ondersteunen, zonder dat daartoe een dwangkader benodigd is.
Ad 1: Omzetting van de levenslange gevangenisstraf naar een gevangenisstraf met een einddatum middels gratieverlening, gevolgd door het verlenen van gratie voor het resterend gedeelte van de gevangenisstraf onder voorwaarde. Bij het niet volgen van de voorwaarde herleeft deeindige
gevangenisstraf.
Ad 2: Omzetting van de levenslange gevangenisstraf naar een gevangenisstraf met een einddatum middels gratieverlening. De aldus omgezette gevangenisstraf dient zodanig aangepast te zijn dat de VI-datum passeert op het moment van ontslag uit de kliniek.
Het aldus in te dienen gratieverzoek zal in de kliniek haar startpunt krijgen, d.w.z. er zal een plan van aanpak rond de afronding van de klinische behandeling worden voorgelegd aan de heer [A](voorzieningenrechter: de – toenmalige – directeur sectordirectie TBS van (toen) het Ministerie van Justitie)
.
Hij zal vervolgens het plan om advies voorleggen aan de heer [B], die zal beoordelen of er voldoende elementen zijn om een ambtshalve gratieverzoek in te dienen vanuit zijn positie als psychiatrisch adviseur. Gelet op de haalbaarheid van een dergelijk verzoek is wederzijdse overeenstemming omtrent het verloop / afloop van de behandeling wenselijk. Indien het gratieverzoek niet wordt gehonoreerd kan betrokkene niet langer in de kliniek verblijven en zal terugplaatsing naar het gevangeniswezen plaatsvinden.
(...)
Afgesproken is voorts dat de UNIT Garantie vanaf de aanvang van de behandeling voortdurend op de hoogte wordt gehouden van relevante ontwikkelingen en adviezen.”