ECLI:NL:RBDHA:2019:5842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag over niet-ontvankelijkheid asielaanvraag en de relevantie van het arrest C.K.
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Afghaanse vrouw, eiseres, die internationale bescherming had gekregen in Portugal. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was omdat eiseres al in een andere lidstaat internationale bescherming genoot, juist was. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres dat verweerder de medische situatie van eiseres niet had meegewogen bij de beslissing. Eiseres had aangevoerd dat de IND ten onrechte het arrest C.K. niet had betrokken bij de beoordeling van haar aanvraag. Dit arrest betreft de overdracht van asielzoekers met ernstige gezondheidsproblemen naar andere lidstaten onder de Dublinverordening. De rechtbank stelde vast dat de IND niet verplicht was om de feitelijke uitzetting van eiseres of de aankondiging daarvan te betrekken bij de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat de IND terecht had geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring niet als een terugkeerbesluit kon worden aangemerkt, en dat er geen reëel risico was op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiseres om in een later stadium de vraag van haar gezondheidssituatie aan de orde te stellen in een nieuw besluit.