ECLI:NL:RBDHA:2019:5495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in terugkeerbesluit en handhaving van inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit houder, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar oplegde. Eiser was in december 2017 Nederland ingereisd en had sindsdien niet voldaan aan eerdere terugkeerbesluiten. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit van 3 augustus 2018 geen rechtsgevolg had, omdat het eerdere terugkeerbesluit van 2 mei 2018 nog steeds van kracht was. Hierdoor was de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het terugkeerbesluit.
Met betrekking tot het inreisverbod oordeelde de rechtbank dat dit rechtmatig was opgelegd, aangezien eiser niet uit eigen beweging Nederland had verlaten. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het inreisverbod onrechtmatig zouden maken. Eiser had geen justitiële documentatie, was geen gevaar voor de openbare orde en had geen beroep gedaan op sociale middelen, maar deze omstandigheden waren niet voldoende om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond en wees erop dat eiser in de toekomst een aanvraag voor een vergunning kan indienen om legaal in Nederland te werken.
De rechtbank besloot zich onbevoegd te verklaren voor het beroep tegen het terugkeerbesluit en verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter M.M. Meijers in aanwezigheid van griffier I.N. Powell.