Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.EYE MEDIA GROUP B.V. te Capelle aan den IJssel,
EYE MEDIA TELEVISION B.V.te Capelle aan den IJssel,
1.EYE GROUP B.V. te Capelle aan den IJssel,
[gedaagde 2]te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 augustus 2017 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende beroep op onbevoegdheid en akte overlegging producties;
- het tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2019, waarbij spreekaantekeningen namens EG c.s. zijn overgelegd;
- de brief van mr. Abeln van 26 februari 2019 met enkele opmerkingen ten aanzien van het proces-verbaal.
2.De feiten
due diligenceonderzoek verricht. Daarbij is stilgestaan bij de zakelijke uitgaven voor EMTV en de privé-uitgaven van [gedaagde 2a] . Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van BDO is namens [gedaagde 2a] bij e-mail van 21 mei 2014 onder meer het volgende aan Antea bericht:
in februari 2017, zodra de cumulatieve EBITDA over de voorgaande drie jaren bekend is” (artikel 4.3). Bij betaling diende het variabele deel van de koopprijs te worden verminderd met € 36.441 (artikel 4.2). Het variabele deel van de koopprijs bedroeg maximaal € 1.754.000, als volgt te berekenen op basis van de cumulatieve EBITDA van EMG in de jaren 2014, 2015 en 2016 (artikel 4.1):
- € 1.754.000 indien en voor zover de cumulatieve EBITDA van EMG over de periode 2014 t/m 2016 gelijk of hoger is aan EUR 5.350.000 (sub q),
- € 0 indien en voor zover de cumulatieve EBITDA over de periode 2014 t/m 2016 minder bedraagt dan 65% van € 5.350.000 (oftewel € 3.477.500) (sub r),
- € 1.754.000 vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer gelijk is aan
dat er na de verbouwing van [gedaagde 2a] zijn woning geen privé-barterdeals meer worden afgesloten.”
3.Het geschil
in conventie, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
in conventieen vorderen
in reconventiedat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- € 90.000, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 31 december 2016 (€ 8.100), vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 13 januari 2017 en
- € 270.000, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 8 maart 2017;
in reconventie
4.De beoordeling
in conventie
Kosten (privé)”) volgt dat de inspecteur zich op het standpunt stelt dat in deze aangiftes forse bedragen ten onrechte als zakelijke kosten zijn opgevoerd. Dit wordt gecorrigeerd met de navorderings- en naheffingsaanslagen. Hoewel het bedrag daarvan nog niet vaststaat, geldt als uitgangspunt dat een fiscale correctie zal plaatsvinden in verband met na 18 juni 2014 ten onrechte als zakelijk opgevoerde kosten (zie onder 4.3). De ten onrechte als zakelijk opgevoerde kosten zijn door of ten behoeve van [gedaagde 2a] gemaakt.
wellicht een beperkte hoeveelheid kosten heeft gedeclareerd die uiteindelijk niet als zakelijk kwalificeert’. Voorts geldt dat, ook als het uiteindelijk om een geringer bedrag zal blijken te gaan, EG een ernstig verwijt treft in de zin van artikel 2:9 BW. De rechtbank licht dit als volgt toe.
iedere uitgave die ook maar de schijn van een privé karakter heeft, niet in de administratie (van één van de vennootschappen) wordt opgenomen”(zie onder 2.3). Ook zijn afspraken gemaakt over de wijze van declareren en over de barter-deals (zie onder 2.10). EG – en feitelijk [gedaagde 2a] als bestuurder van EG – diende ervoor te zorgen dat overeenkomstig deze afspraken werd gehandeld en dat privé-uitgaven van [gedaagde 2a] niet als zakelijke kosten ten laste van EMG en EMTV werden gebracht. Bij de vaststelling van de jaarrekening over 2015 heeft de accountant van EMG cs opmerkingen gemaakt over de representatiekosten en [gedaagde 2a] gevraagd om een nadere toelichting van het zakelijk karakter daarvan. Uit de in het geding gebrachte verslagen van de RvC-vergaderingen volgt dat de RvC het voorstel van de accountant om een nadere invulling te geven aan de zakelijke voorwaarden van de representatiekosten niet heeft opgevolgd, maar wel met [gedaagde 2a] heeft gesproken over de hoogte en het zakelijk karakter daarvan. Leden van de RvC hebben daar kritische kanttekeningen bij gesteld en [gedaagde 2a] is bij herhaling om een nadere toelichting gevraagd.
due diligenceen de afspraken zoals die vervolgens zijn gemaakt en uitgevoerd.
earn out). EG cs wijzen met juistheid erop dat is afgesproken dat voor de berekening van het variabele deel van de koopprijs voor 2015 en 2016 een EBITDA wordt gehanteerd die aansluit op de EBIDTA van 2014, vóór de in 2015 doorgevoerde stelselwijziging. In artikel De gemaakte afspraak waarop EG cs zich beroepen houdt in dat ten behoeve van de vaststelling van het variabel deel van de koopprijs moet worden vastgesteld wat de EBITDA over 2015 en 2016 zou zijn geweest zonder de toegepaste stelselwijziging. Het gevolg van de afspraak is, met andere woorden, dat de jaarrekeningen over 2015 en 2016 een EBITDA bevatten die is berekend met inachtneming van de in 2015 doorgevoerde stelselwijziging en dat ten behoeve van de berekening van het variabele deel van de koopprijs, een aangepaste EBITDA-berekening worden uitgevoerd voor de jaren 2015 en 2016.